In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 70 min
Onderdelen in deze les
hfst2.3 gevaren van straling
Je leert
- welke schadelijke gevolgen straling kan hebben
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling vorige week
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Radioactieve straling
Sommige elementen zijn instabiel en vallen uit elkaar: vervallen.
Hierbij komt straling vrij:
-deeltjes (alfa en beta),
-of elektromagnetische straling (gamma)
Dit heet radioactieve straling
De instabiele deeltjes zijn radioactief
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Nu verder met 2.3
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Bestraling of besmetting
alfa en beta straling van buitenaf: bestraling
alfa en betastraling van binnen in lichaam: besmetting
radio actievebron in je lichaam: lastig weg te halen!
Vooral alfa gevaarlijk bij besmetting: groot deeltje, maakt veel kapot (maar kan niet ver komen)
Slide 8 - Tekstslide
hoe goed kan straling door materiaal doordringen
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
dosislimiet - 1 mSv kunstmatige straling (dus niet van omgeving) voor volwassenen
- 20 msV per jaar voor iemand die met straling werkt
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Slide 14 - Tekstslide
OPDRACHTEN 2.3
route 1: alles behalve N en +
route 2: alles behalve M (en +)
Laatste kwartier check vragen
Slide 15 - Tekstslide
Het elektromagnetisch spectrum bestaat uit verschillende soorten straling. Zet De straling in de juiste volgorde.
Het spectrum :
röntgenstraling
zichtbaar licht
IR-straling
Gammastraling
UV straling
Microgolven
radiogolven
Slide 16 - Sleepvraag
Natuurlijke bronnen
Kunstmatige bronnen
kernwapens
bouwmaterialen met klein
bestralingsapparaat in ziekenhuis
zon en andere sterren
gesteentes (uranium)
rookmelders
Slide 17 - Sleepvraag
Uit welke drie kleine deeltjes bestaat een atoom?
Slide 18 - Open vraag
alfa deeltje
bèta deeltje
gamma straling
twee protonen en twee neutronen
elektron
elektro-magnetische straling
Slide 19 - Sleepvraag
Onder de halveringstijd van een stof wordt verstaan:
A
De tijd waarin gemiddeld een atoom halveert.
B
De tijd waarna de stof stabiel wordt.
C
De tijd waarin het aantal radioactieve kernen halveert.
D
Het goede antwoord staat er niet bij.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de halveringstijd van deze stof?
A
10 jaar
B
14 jaar
C
20 jaar
D
27 jaar
Slide 21 - Quizvraag
Na 2 halveringstijden
A
Is 100% van de atomen vervallen
B
Is 25% van de atomen vervallen
C
Is 75% van de atomen vervallen
D
Is 50% van de atomen vervallen
Slide 22 - Quizvraag
Radioactieve straling is een speciaal soort straling. Radioactieve straling kun je:
A
Horen
B
Voelen
C
Zien
D
Alleen met instrumenten waarnemen
Slide 23 - Quizvraag
Het doordringen vermogen van γ-straling is groter dan dat van β-straling
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quizvraag
groot doordringend vermogen
middel doordringend vermogen
klein doordringend vermogen
alfa (2 protonen en 2 neutronen
beta (elektron)
gamma straling
Slide 25 - Sleepvraag
Straling
A
Gammastraling heeft de grootste indringdiepte
B
Gammastraling gaat net zo makkelijk door lood als door ijzer
C
Je kunt gammastraling nooit 100% tegenhouden
D
gammastraling heeft het grootste ioniserend vermogen
Slide 26 - Quizvraag
Doordringend vermogen
Gamma-straling
Alfa-straling
Beta-straling
Slide 27 - Sleepvraag
mobiele telefoon
magnetron
zonlicht
UV straling
Rontgenstraling
Gammastraling
Alpha straling
Beta straling
Slide 28 - Sleepvraag
met een dosismeter meet je de dosislimiet
A
waar
B
niet waar
Slide 29 - Quizvraag
Een hartonderzoek met radioactieve beeldvorming bezorgt de patiënt ongeveer 8x de gemiddelde jaarlijkse dosis van 2,5 mSv. Welke dosis geeft het hartonderzoek je?