2v - H1 Landschappen - Oefentoets

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Oefentoets H1: Landschappen

Deze toets controleert vooral of je de feiten goed geleerd hebt. Op de toets krijg je daarnaast ook nog vragen waarbij je de feiten moet toepassen.

Kan je de vragen van deze oefentoets niet beantwoorden? Dan heb je nog niet voldoende of niet op de juiste manier geleerd.

De oefentoets sluit af met een paar toepassingsvragen, zodat je weet hoe die eruit kunnen zien op de toets.

Leg uit hoe de Himalaya is ontstaan (2p).

Waar of niet waar?

In de Himalaya kom je stollingsgesteenten tegen

(stollingsgesteenten ontstaan door het stollen van magma/lava dat uit een vulkaan komt)

1. waar
2. niet waar

Welk begrip wordt er omschreven?

Versteend overblijfsel of een afdruk van een plant/dier in gesteente.

Leg uit hoe graniet ontstaat

Hoe hoog moet een gebergte zijn om het een hooggebergte te mogen noemen?

Hoe oud is een jong gebergte ongeveer?

1. 10.000 - 400.000 jaar oud
2. 1-4 miljoen jaar oud
3. 10-40 miljoenen jaren oud
4. 100 - 400 miljoen jaar oud

Geef 2 kenmerken van hoe een jong gebergte eruit ziet.

Laat deze afbeelding een
jong of een oud
gebergte zien?

1. jong gebergte
2. oud gebergte

Welke 2 hoofdsoorten verwering zijn er?

Geef 3 voorbeelden van mechanische/fysische verwering

Welke uitspraak over vorstverwering is juist?

1. chemische verwering die vooral in de bergen plaatsvindt
2. mechanische verwering die vooral in de bergen plaatsvindt
3. chemische verwering die vooral in de woestijn plaatsvindt
4. mechanische verwering die vooral in de woestijn plaatsvindt

Wat zijn de klimaatkenmerken van een gebied met veel chemische verwering?

1. koud en droog
2. koud en vochtig
3. warm en droog
4. warm en vochtig

Bekijk de foto.
Hoe is dit landschap ontstaan? (2p)

Bekijk de afbeelding.
Geef:
- de naam van dit type dal
- hoe dit dal ontstaan is

maak de zin over sedimenten in de rivieren af...

1. Hoe dichter bij de zee, hoe kleiner en ronder het sediment
2. Hoe dichter bij de zee, hoe kleiner en hoekiger het sediment
3. hoe dichter bij de zee, hoe groter en ronder het sediment
4. hoe dichter bij de zee, hoe groter en hoekiger het sediment

Welke landschapsvorm ontstaat er door erosie van een gletsjer?

waar of niet waar?

Bij sedimentatie door rivieren wordt het sediment gesorteerd. Bij sedimentatie door gletsjers is blijven sedimenten ongesorteerd.

1. waar
2. niet waar

Hoe worden de hele grote stukken rots genoemd die door gletsjers gesedimenteerd worden?

In het Pleistoceen waren er wereldwijd meerdere ijstijden. Hoe heet de ijstijd waarin Nederland deels bedekt werd met landijs?

Uit welke sedimenten bestond Nederland vlak voordat het landijs in Nederland kwam?

Waar kwam het dekzand, dat in Hoog-Nederland aan het oppervlak ligt, vandaan?

Waaruit bestaan de stuwwallen voornamelijk?

1. klei
2. veen
3. rivierzand en grind
4. dekzand

Bij welke grondsoort zal infiltratie het moeilijkst zijn?

1. grind
2. dekzand
3. klei
4. alle 3 even moeilijk

Leg uit waarom er vroeger in Hoog-Nederland voornamelijk gemengde boeren bedrijven waren (een mix van akkerbouw en veeteelt).

Bekijk de kaart.

Welke uitspraak over letter B is juist?

1. Dit ligt in laag Nederland
2. Dit is een stuwwal
3. Hier vind je veengrond
4. Dit is een smeltwaterdal

Welke letter laat
de ligging van een
droogmakerij zien?

Bij welke letter ligt een smeltwaterdal?

Waar of niet waar?
Elke droogmakerij is een polder.

1. waar
2. niet waar

Noteer alle letters die in het gebied van
Laag-Nederland liggen.

Noteer de letters van van de gebieden
waar je zwerfstenen kan vinden.

Leg in 3 stappen uit hoe duinen ontstaan (3p).

Lees de volgende zinnen. Welke zinnen gaan over het zeekleilandschap?
A Dankzij de kunstmest is dit landschap sterk veranderd.
B Zonder gemalen kun je hier niet leven.
C Hier kun je meestal tot aan de horizon kijken.
D De oude kerkjes staan hier meestal op de hoogste punten in het landschap.
E Op sommige plaatsen is het te droog voor akkerbouw.
F Het turf werd door de bewoners als brandstof gebruikt.