In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Theorieles beroeps specifiek DA 1.5.2.2
Allergie
Slide 1 - Tekstslide
Wat houdt atopie in ?
A
aangeboren aanleg om te reageren op allergenen
B
duidelijke oorzaak
C
zonder oorzaak
D
opvlammen
Slide 2 - Quizvraag
Wat zijn allergenen?
A
Bestanddelen die een allergisch reactie kunnen veroorzaken
B
Bestanddelen die een allergische reactie voorkomen
C
Medicijnen die direct moeten worden ingenomen bij een voedselvergiftiging
D
Een injectiemiddel die direct ingespoten moet worden tijdens een allergische reactie
Slide 3 - Quizvraag
Wat is WAAR over allergie?
A
Is een normale reactie op een lichaamsvreemde stof
B
De aanleg voor het ontwikkelen van een allergie is erfelijk
C
Mestcellen bevinden zich in de huid, lever en het maag-darmkanaal
D
De lichaamsvreemde stof die een allergische reactie veroorzaakt noemen we een antilichaam
Slide 4 - Quizvraag
Waardoor worden de klachten bij allergie veroorzaakt?
A
Antistoffen
B
Histamine
C
Immunoglubuline E
D
Mestcellen
Slide 5 - Quizvraag
Wat is kruisallergie?
A
als iemand na een eerste contact de tweede keer met het allergeen in contact komt en allergisch reageert
B
als iemand allergisch reageert op een andere stof die heel erg lijkt op een allergeen waar iemand eerder op gereageerd heeft
C
als iemand allergische is voor geneesmiddel
D
als iemand een levensbedreigende allergische reactie heeft
Slide 6 - Quizvraag
Jaap is allergisch voor grassen. In welke maanden heeft hij het meeste last?
A
sept-okt
B
dec-jan
C
mrt-apr
D
mei-juni
Slide 7 - Quizvraag
Hoe werken Histamine afgifte remmende middelen?
A
Maken histamine kapot
B
Desensibiliseren de allergie
C
Remmen de ontstekingsreactie af
D
Zorgen dat mestcellen niet openspatten
Slide 8 - Quizvraag
Een immunoglobuline is hetzelfde als een antistof
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Welke type immunoglobuline is betrokken bij allergische reacties?
A
IgA
B
IgG
C
IgD
D
IgE
Slide 10 - Quizvraag
Sonja heeft elk jaar in mei last van brandende ogen, een loopneus en een piepende ademhaling. De dokter zegt dat ze hooikoorts heeft. Ze reageert allergisch op stuifmeelkorrels van grassen. Stuifmeelkorrels zijn voor Sonja dan:
A
antibiotica
B
allergenen
C
antistoffen
D
mestcellen
Slide 11 - Quizvraag
Wat betekent sensibilisatie?
A
Als iemand een levensbedreigende allergische reactie heeft
B
Als iemand allergisch reageert op een andere stof die heel erg lijkt op een allergeen waar iemand eerder op gereageerd heeft
C
Als iemand na een eerste contact de tweede keer met het allergeen in contact komt en allergisch reageert
D
Als iemand allergische is voor geneesmiddelen
Slide 12 - Quizvraag
desensibilisatie is....
A
"heropvoeden" van het immuunsysteem
B
jong beginnen met blootstellen aan allergene stoffen
C
Mestcellen uitschakelen
D
Histamine gehalte in het bloed verhogen
Slide 13 - Quizvraag
Wat is type I allergie?
A
Contact allergie
B
Erfelijke allergie
C
Voedselintolerantie
D
Vertraagde allergie
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een andere naam voor type IV-allergie.
A
Versnelde allergie
B
Vertraagde allergie
C
Directe allergie
D
Anafylaxie
Slide 15 - Quizvraag
Waar heeft deze baby last van?
A
Psoriasis
B
Impetigo
C
Dauwworm
D
Herpes zoster
Slide 16 - Quizvraag
Wat is anafylaxie?
A
Notenallergie
B
Een aandoening aan het hart.
C
Een ernstige allergische reactie.
D
Een verkeerde reactie op een medicijn.
Slide 17 - Quizvraag
Welke klachten kunnen anafylaxie geven?
A
Jeuk, uitslag op de huid, braken, diarree
B
opgezette oogleden en/of lippen en hartkloppingen
C
Algemene shockverschijnselen, benauwdheid
D
Al deze verschijnselen
Slide 18 - Quizvraag
Bij contactallergie treedt de reactie meteen op.
A
Dit is waar
B
Dit is niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Hoe ontstaat contacteczeem?
A
Door contact met pollen in de lucht
B
Door contact met iemand die eczeem heeft
C
Door te vaak en te warm te douchen
D
Door contact met stoffen die de huid irriteren
Slide 20 - Quizvraag
Wat betekent saneren?
A
Iemand behandelen met antihistaminica
B
allergietest uitvoeren
C
nieuw huis bouwen
D
Proberen de omgeving zoveel mogelijk vrij te maken van allergenen
Slide 21 - Quizvraag
Wat is 1 van de adviezen die je kan geven aan iemand die allergisch is voor huisstofmijt?
A
Niet te veel luchten
B
Beddengoed op 30 gr wassen
C
Zo vaak als mogelijk zelf stoffen en stofzuigen
D
oppervlakken vochtig afnemen
Slide 22 - Quizvraag
Iemand met een ernstige allergie kan je behandelen dmv desensibilisatie. De patiënt krijgt met regelmaat steeds een klein beetje van het allergeen ingespoten en steeds een beetje meer totdat het lichaam het gewend is geraakt en geen allergische reactie meer geeft. Deze therapie heet ook wel...