Dag R2B! Ga op de JUISTE plek zitten en zorg dat je een pen/potlood + geodriehoek op tafel hebt liggen.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Dag R2B! Ga op de JUISTE plek zitten en zorg dat je een pen/potlood + geodriehoek op tafel hebt liggen.
Slide 1 - Tekstslide
Dag R2A! Ga op de JUISTE plek zitten en zorg dat je een pen/potlood + geodriehoek op tafel hebt liggen.
Slide 2 - Tekstslide
4.3 - Schakelingen
Herhalingsles!
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen voor vandaag
-De leerling heeft het begrip serie/parallel herhaald
-De leerling weet hoe hij/zij een schakelschema moet maken -De leerling kent de basissymbolen die je gebruikt bij een schakeling
-De leerling heeft het PHET PRACTICUM uitgevoerd
Slide 4 - Tekstslide
Serie of parallel schakeling?
Slide 5 - Tekstslide
Serie Parallel
Slide 6 - Tekstslide
Serie schakeling
-Hoe zit het met de stroomsterkte in een serie schakeling?
-Hoe zit het met de spanning in een serie schakeling?
parallel schakeling
-Hoe zit het met de stroomsterkte in een parallel schakeling?
-Hoe zit het met de spanning in een parallel schakeling?
Slide 7 - Tekstslide
Parallelschakeling
Elektrische apparaten worden bijna altijd in parallel geschakeld.
De voordelen hiervan:
1. Je kunt elk apparaat met een eigen schakelaar aan en uit doen.
2. Als één apparaat kappot gaat kunnen de anderen blijven werken. 3. Elk apparaat krijgt de volledige spanning van de spanningsbron.
Slide 8 - Tekstslide
Schakelschema
Een tekening om alle onderdelen in een elektrische schakeling te laten zien.
Slide 9 - Tekstslide
Schakelschema
Voor een stroomkring teken je een overzichtelijke schema: het schakelschema. Voor elk onderdeel gebruik je een symbool.
Slide 10 - Tekstslide
symbolen voor schakelschema's
Slide 11 - Tekstslide
De 4 tekenregels
Draden tekenen we alleen horizontaal of verticaal.
Afstanden in het schakelschema zeggen niets over echte afstanden.
Plaatsen in het schakelschema zeggen niets over de echte plaatsen..
Het schakelschema moet zo duidelijk mogelijk zijn.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Teken dit schakelschema
timer
1:00
Slide 14 - Tekstslide
Teken dit schakelschema
timer
1:00
Slide 15 - Tekstslide
Teken dit schakelschema
timer
1:40
Slide 16 - Tekstslide
Teken dit schakelschema
timer
1:40
Slide 17 - Tekstslide
Ga nu zelf aan de slag
Wat? Maak de volgende opdrachten van H4.3 - 1 t/m 7 + 11
Hoe? Je werkt individueel zonder te overleggen.
Hoe lang? Tot het einde van de les
Klaar? Ga verder met de test jezelf van H4.3
Slide 18 - Tekstslide
Serie of parallel schakeling?
A
Serie
B
Parallel
Slide 19 - Quizvraag
Brandt het lampje?
A
Ja, want het lampje zit in een gesloten stroomkring.
B
Ja, want het lampje is parallel geschakeld.
C
Nee, want de schakeling maakt kortsluiting
D
Nee, want het lampje is niet in serie aangesloten.
Slide 20 - Quizvraag
Lees goed!
Het lampje 1 en 2 staan
A
Parallel aan elkaar
B
In serie met elkaar
C
in gemengde schakeling met elkaar
Slide 21 - Quizvraag
Is het een serieschakeling of een parallelschakeling?
A
Serie
B
parallel
C
gemengde schakeling
Slide 22 - Quizvraag
Is dit een serie of een parallel schakeling?
A
Serie
B
Parallel
Slide 23 - Quizvraag
Wat is stroomsterkte?
A
de hoeveelheid energie die de deeltjes meekrijgen
B
Elektrische deeltjes die energie vervoeren.
C
het aantal negatieve deeltjes dat per seconde door de stroomkring gaat.
Slide 24 - Quizvraag
De stroomsterkte Kies de eenheid van de stroomsterkte
A
Volt
B
Ampère
C
Ohm
D
Watt
Slide 25 - Quizvraag
Je ziet een schakelschema met een batterij, twee lampjes en een schakelaar. Brandt lampje 1?
A
Ja
B
Nee
Slide 26 - Quizvraag
Wat is spanning?
A
De energie die het apparaat nodig heeft.
B
De energie die een spanningsbron kan geven.
C
De energie die het apparaat nodig heeft.
D
De energie die de elektronen met zich meedragen.
Slide 27 - Quizvraag
De spanning Noteer de eenheid van de spanning
A
Volt
B
Ampère
C
Ohm
D
Watt
Slide 28 - Quizvraag
In een schakelschema is dit het symbool voor een....
A
batterij
B
lamp
C
amperemeter
D
schakelaar
Slide 29 - Quizvraag
Welk schakelschema klopt?
A
B
C
Het goede antwoord staat er niet tussen
Slide 30 - Quizvraag
Het schakelschema hiernaast toont een schakeling waarbij alle lampjes branden. Welke lampje gaat uit als je lampje 4 losdraait?
A
Lampje 1
B
Lampje 2
C
Lampje 3
D
Lampje 5
Slide 31 - Quizvraag
Ga nu zelf aan de slag met PHET
Wat? Je gaat nu aan de slag met het PHET practicum Hoe? Doe dit individueel. De eerste 15 minuten is het 100% stil!!!!!!!!! Hoe lang? Tot het einde van de les Klaar? Maak opdracht: 6, 7, 8 & 11 (blz 141) HUISWERK