Hoe vind ik het onderwerp?
Manier 1. Vraagproef: wie (wat) + persoonsvorm
- (De vogels) (vliegen) hoog in de lucht
- Wie (wat) vliegt? - De vogels
Manier 2. Getalproef: Verander de zin van enkelvoud naar meervoud (of andersom), nu veranderen de persoonsvorm en het onderwerp.
- (De vogels) (vliegen) hoog in de lucht
- (De vogel) (vliegt) hoog in de lucht.