Grammatica inleiding SPQR

Grammatica inleiding
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica inleiding

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je doen?
Maak de opdrachten in deze LessonUp.
Weet je iets niet? Vraag het aan de docent 

Slide 2 - Tekstslide

Sleep de juiste omschrijving naar de term. 
wie/wat de handeling doet
onderwerp
Lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
persoonsvorm
wie/ wat de handeling ondergaat
de handeling in de zin
aan/voor wie de handeling gedaan wordt

Slide 3 - Sleepvraag

Sleep de juiste omschrijving naar de term. 
De arbeiders
onderwerp
Lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
persoonsvorm
een muur.
bouwen

Slide 4 - Sleepvraag

Sleep de juiste omschrijving naar de term. 
Het meisje
onderwerp
Lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
persoonsvorm
een appel. 
eet

Slide 5 - Sleepvraag

Sleep de juiste omschrijving naar de term. 
De generaal
onderwerp
Lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
persoonsvorm
een bevel
geeft
aan de soldaten.

Slide 6 - Sleepvraag

Sleep de juiste omschrijving naar de term. 
Zij 
onderwerp
Lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
persoonsvorm
meteen
komen

Slide 7 - Sleepvraag

Sleep de juiste omschrijving naar de term. 
Voor het bruidspaar
onderwerp
Lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
persoonsvorm
de vrienden
zingen
een lied. 

Slide 8 - Sleepvraag

Op welke plaats in de zin staat in het Nederlands het onderwerp meestal?

Slide 9 - Open vraag

Op welke plaats in de zin staat de persoonsvorm meestal?

Slide 10 - Open vraag

Op welke plaats in de zin staat het lijdend voorwerp meestal?

Slide 11 - Open vraag

Welke woordsoort is fietsen in de zin: We fietsen in de regen.
A
voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
telwoord

Slide 12 - Quizvraag

Welke woordsoort is fietsen in de zin: Ik zet onze fietsen in de schuur
A
voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
telwoord

Slide 13 - Quizvraag

Welke woordsoort is werk in de zin:
Ik werk al twintig jaar in dezelfde fabriek
A
voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
telwoord

Slide 14 - Quizvraag

Welke woordsoort is werk in de zin:
Dit werk heeft de schilder op zijn achttiende gemaakt.
A
voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
telwoord

Slide 15 - Quizvraag