Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Oefeningen woordsoorten + zinsleer
Woordsoorten en voornaamwoorden
1 / 30
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Secundair onderwijs
In deze les zitten
30 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Woordsoorten en voornaamwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Welke woordsoort is 'schitterend'?
Vandaag wordt het schitterend weer.
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Lidwoord
D
Werkwoord
Slide 2 - Quizvraag
Welke woordsoort is 'de'?
De jongen lette niet goed op.
A
Telwoord
B
Voorzetsel
C
Bijwoord
D
Lidwoord
Slide 3 - Quizvraag
Welke woordsoort is 'spelletjes'?
De kinderen spelen spelletjes in de kleine klas.
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
werkwoord
Slide 4 - Quizvraag
Welk soort woord is 'in'?
De vogel zit in de kooi.
A
voegwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
tussenwerpsel
Slide 5 - Quizvraag
Welk soort woord is 'mijn'?
Ik gaf haar mijn balpen.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
betrekkelijk voornaamwoord
Slide 6 - Quizvraag
Welke woordsoort is het woord 'nooit'?
Je mag nooit spoorlopen.
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Voorzetsel
D
Bijwoord
Slide 7 - Quizvraag
Welke woordsoort is 'van'?
Van oud brood kan je heerlijke wentelteefjes maken.
A
Bijwoord
B
Tussenwerpsel
C
Voegwoord
D
Voorzetsel
Slide 8 - Quizvraag
Welke woordsoort is 'ontdekt'?
Archeologen hebben een Maya-kano ontdekt.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Zelfstandig naamwoord
Slide 9 - Quizvraag
Welke woordsoort is 'snel'?
Snel rijden is heel gevaarlijk!
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijwoord
D
Betrekkelijk voornaamwoord
Slide 10 - Quizvraag
Welke woordsoort is 'mij'?
Volgens mij word jij beïnvloed door jouw vrienden.
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Onbepaald voornaamwoord
D
Vragend voornaamwoord
Slide 11 - Quizvraag
Wat is geen aanwijzend voornaamwoord?
A
Die
B
Dat
C
Deze
D
Daarlangs
Slide 12 - Quizvraag
Welke woordsoort is 'zeven'?
Kan je morgen zeven appels gaan kopen?
A
bijwoord
B
bijvoeglijknaamwoord
C
rangtelwoord
D
(hoofd)telwoord
Slide 13 - Quizvraag
Welke woordsoort is 'bedreigde'
Het is een erg bedreigde vogelsoort.
A
Bijwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Werkwoord
D
Telwoord
Slide 14 - Quizvraag
Zinsleer
Slide 15 - Tekstslide
'Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.'
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
De bromfiets van de jongen was gloednieuw.
A
was
B
gloednieuw
C
de bromfiets
D
de bromfiets van de jongen
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp?
Liam ziet zijn vrienden op de speelplaats.
A
ziet
B
zijn vrienden
C
op de speelplaats
D
Liam
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
Daniël zal haar een roos geven voor Valentijn.
A
Daniël
B
haar
C
een roos
D
voor Valentijn
Slide 19 - Quizvraag
Wij kunnen u morgen een uitnodiging sturen.
'morgen' is in deze zin:
A
Bijwoordelijke bepaling
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Meewerkend voorwerp
Slide 20 - Quizvraag
Wij kunnen u ook een uitnodiging sturen.
'u' is in deze zin:
A
Onderwerp
B
Bijwoordelijke bepaling
C
Lijdend voorwerp
D
Meewerkend voorwerp
Slide 21 - Quizvraag
Wat is 'muziek' in deze zin:
Ik luister graag muziek.
A
lijdend voorwerp
B
onderwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 22 - Quizvraag
Benoem het onderstreepte zinsdeel.
Zagen we de mol
door het raam
staren?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
bijwoordelijke bepaling
D
meewerkend voorwerp
Slide 23 - Quizvraag
WWG OF NWG?
Gelukkig kan de fietsenmaker hem morgen al repareren.
A
WWG
B
NWG
Slide 24 - Quizvraag
WWG of NWG?
Zal de expositie volgend jaar even aantrekkelijk zijn?
A
WWG
B
NWG
Slide 25 - Quizvraag
Sleep de juiste
benamingen
(witte vakjes)
op
de corresponderende
zinsdelen
(gele vakjes)
.
Zij
leent
haar zus
een som geld.
meewerkend voorwerp
onderwerp
lijdend voorwerp
wwg
Slide 26 - Sleepvraag
Sleep de juiste
benamingen
(witte vakjes)
op
de corresponderende
zinsdelen
(gele vakjes)
.
Die overtreding
kostte
hem
de gele kaart.
wwg
lijdend voorwerp
onderwerp
meewerkend voorwerp
Slide 27 - Sleepvraag
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De buurman
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.
Slide 28 - Sleepvraag
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
helaas
niet
goedgekeurd.
Slide 29 - Sleepvraag
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Hij
heeft
zijn fiets
in de fietsenstalling
geplaatst.
Slide 30 - Sleepvraag
Meer lessen zoals deze
Meewerkend voorwerp
November 2022
- Les met
28 slides
NT2
Hoger onderwijs
L17 Zinsdelen
2 dagen geleden
- Les met
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
L17 Zinsdelen
April 2024
- Les met
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsleer - herhalen
April 2024
- Les met
33 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
SCC M4 L4 zinsleer bwb
Oktober 2023
- Les met
31 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Les 4: lijdend en meewerkend voorwerp
Februari 2024
- Les met
30 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp
Januari 2023
- Les met
19 slides
Nederlands
Lager onderwijs
L11 Zinsdelen
April 2024
- Les met
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs