In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Telefoons in de bak.
Plek zoals op de plattegrond.
Tas naast de stoel.
Pak je Chrombook (dicht laten).
Gezicht naar het bord.
Slide 1 - Tekstslide
Hogere verwachtingen
We zijn inmiddels gewend aan de school en aan elkaar.
Daarom verwacht ik nu meer van jullie dan aan de start van het jaar.
We hebben vorige keer daarom de volgende afspraken gemaakt...
Slide 2 - Tekstslide
Afspraken...
Tijdens de opstart + uitleg praat je alleen als je je vinger opsteekt en je de beurt krijgt.
Je bent geconcentreerd met je werk bezig.
Als we het lokaal verlaten, staan de tafels recht en zijn de stoelen aangeschoven.
Afspraak: 3 streepjes op bord = melden in eigen tijd.
Slide 3 - Tekstslide
Programma
Start nieuw hoofdstuk Grammatica 1.
Wat weet je al? (Lesson up).
Uitleg.
Opdrachten les 1 maken.
Slide 4 - Tekstslide
Nieuw hoofdstuk: Grammatica 1
Afsluiting met een toets op papier.
Het is een echte leertoets. Dus als je goed oplet tijdens de les en de opdrachten serieus maakt, is de kans groot dat je een ruime voldoende haalt.
Slide 5 - Tekstslide
Nieuw hoofdstuk: Grammatica 1
Grammatica = hoe je goede zinnen schrijft. Lijkt op spelling, maar spelling gaat over hoe je woorden schrijft. Grammatica is hoe die woorden samenkomen tot een goede zin.
Wat is woord?
En wat is een zin?
Slide 6 - Tekstslide
Wat weet je al?
Heb je weleens gehoord van de woorden?
Zelfstandig naamwoord.
Lidwoord.
Werkwoord.
Bijvoeglijk naamwoord.
Slide 7 - Tekstslide
Wat is volgens jou een lidwoord?
Slide 8 - Woordweb
Wat is volgens jou een zelfstandig naamwoord?
Slide 9 - Woordweb
Wat is volgens jou een werkwoord?
Slide 10 - Woordweb
Welk woord is een werkwoord?
A
Zwemmen
B
Zwembad
C
De, het en een
Slide 11 - Quizvraag
Welk woord is een zelfstandig naamwoord?
A
Zwemmen
B
Zwembad
C
De, het en een
Slide 12 - Quizvraag
Welke woorden zijn lidwoorden?
A
Zwemmen
B
Zwembad
C
De, het en een
Slide 13 - Quizvraag
Uitleg werkwoord
Iets dat je kunt doen, zoals:
Voetballen
Lopen
Schaatsen
Koken
Welke werkwoorden kun je nog meer verzinnen?
Slide 14 - Tekstslide
Uitleg lidwoorden
Lidwoorden zijn:
De.
Het.
Een.
Lidwoorden staan vaak voorzelfstandig naamwoorden.
Slide 15 - Tekstslide
Uitlegzelfstandig naamwoorden
Je kunt er de, het of een voor zetten:
Het huis.
De hond.
Een boom.
2. Een zelfstandig naamwoord kun je vaak in meervoud zetten:
Huizen.
Honden.
Bomen.
Slide 16 - Tekstslide
Uitlegzelfstandig naamwoorden
3. Namen van mensen, landen, steden, plaatsen zijn ook zelfstandig naamwoorden. Bijvoorbeeld:
Lisa.
Rotterdam.
Spanje.
Ect.
Slide 17 - Tekstslide
Opdrachten maken
Maak van les 2:
Opdracht 1t/m 12
Maak van les 3:
Opdracht 1 t/m 11.
Klaar? Lezen in de Blinkotheek of Lingo spelen."
Slide 18 - Tekstslide
Huiswerk
Slide 19 - Tekstslide
Afsluiting
Waarom staan er verschillende soorten woorden in een zin?