Les 4 en 5 van Grammatica 1

Welkom!
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Pak je Chrombook (dicht laten).
  • Gezicht naar het bord.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1,2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Pak je Chrombook (dicht laten).
  • Gezicht naar het bord.

Slide 1 - Tekstslide

Programma 1d 
  1. Terugblik werkwoorden
  2. Opdrachten maken.
  3. Werkwoordspelling.

Slide 2 - Tekstslide

Toets grammatica 1
1E > dinsdag 6 februari.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik werkwoorden
Zoek in deze zinnen de zelfstandige werkwoorden. Schrijf ze op je blad.

Werknemers in het stadsvervoer van Utrecht mogen op donderdagochtend het werk neerleggen. Dat heeft afgelopen woensdag de rechter beslist. Ze zijn gelijk begonnen met de voorbereidingen van de staking. 

Slide 4 - Tekstslide

Antwoord zelfstandige werkwoorden
Zoek in deze zinnen de zelfstandige werkwoorden.

Werknemers in het stadsvervoer van Utrecht mogen op donderdagochtend het werk neerleggen. Dat heeft afgelopen woensdag de rechter beslist. Ze zijn gelijk begonnen met de voorbereidingen van de staking. 

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik hulpwerkwoorden
Zoek nu de de hulpwerkwoorden. Schrijf ze op je blad.

Werknemers in het stadsvervoer van Utrecht mogen op donderdagochtend het werk neerleggen. Dat heeft afgelopen woensdag de rechter beslist. Ze zijn gelijk begonnen met de voorbereidingen van de staking. 

Slide 6 - Tekstslide

Terugblik hulpwerkwoorden
Zoek nu de de hulpwerkwoorden.

Werknemers in het stadsvervoer van Utrecht mogen op donderdagochtend het werk neerleggen. Dat heeft afgelopen woensdag de rechter beslist. Ze zijn gelijk begonnen met de voorbereidingen van de staking. 

Slide 7 - Tekstslide

Toets "schrijven 1" inhalen
Maja 1d

Slide 8 - Tekstslide

Hogere verwachtingen
We zijn inmiddels gewend aan de school en aan elkaar.
Daarom verwacht ik nu meer van jullie dan aan de start van het jaar.
We hebben vorige keer daarom de volgende afspraken gemaakt...

Slide 9 - Tekstslide

Afspraken...
  • Tijdens de opstart + uitleg praat je alleen als je je vinger opsteekt en je de beurt krijgt.
  • Je bent geconcentreerd met je werk bezig.
  • Als we het lokaal verlaten, staan de tafels recht en zijn de stoelen aangeschoven.

Afspraak: 3 streepjes op bord = melden in eigen tijd.

Slide 10 - Tekstslide

Wat weet nog?
Wat was ook alweer
  • Een zelfstandig naamwoord?
  • Een lidwoord?
  • Een werkwoord?
  • Een bijvoeglijk naamwoord?


Slide 11 - Tekstslide

Uitleg werkwoord
Iets dat je kunt doen, zoals:
  • Voetballen
  • Lopen
  • Schaatsen
  • Koken
Welke werkwoorden kun je nog meer verzinnen?

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg lidwoorden
Lidwoorden zijn:
  1. De. 
  2. Het. 
  3. Een.

Lidwoorden staan vaak voor zelfstandig naamwoorden.

Slide 13 - Tekstslide

Uitleg zelfstandig naamwoorden
  1. Je kunt er de, het of een voor zetten:
  • Het huis.
  • De hond.
  • Een boom.
2. Een zelfstandig naamwoord kun je vaak in meervoud zetten:
  • Huizen.
  • Honden.
  • Bomen.

Slide 14 - Tekstslide

Uitleg zelfstandig naamwoorden
3. Namen van mensen, landen, steden, plaatsen zijn ook zelfstandig naamwoorden. Bijvoorbeeld:
  • Lisa.
  • Rotterdam.
  • Spanje.
Ect.

Slide 15 - Tekstslide

Nieuw woord: het bijvoeglijk naamwoord
  • Beschrijft het zelfstandig naamwoord.
 Het sportieve meisje.
De grote jongen.
  • Het bijvoeglijk naamwoord kan ook op een andere plaats in de zin staan: 
Het meisje is sportief.
De jongen is groot.

Slide 16 - Tekstslide

Nieuwe woorden
  • Zelfstandig werkwoord.
  • Hulpwerkwoord.
Hierover gaan les 4 en 5.

Heb je een idee wat het verschil is?

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord (z.w.w.)
  • Dit is het belangrijkste werkwoord in de zin.
  • Het geeft aan wat er gebeurt. De zin kan niet zonder dit werkwoord.
  • In elke zin staat een zelfstandig werkwoord (z.w.w.).
  • Je kunt te weten komen welk werkwoord het z.w.w. is door de zin op een andere manier te schrijven...


Slide 18 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
Die kun je weglaten of vervangen door een ander werkwoord.

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld 
Kijk naar het voorbeeld hiernaast.
Het werkwoord vallen geeft aan wat er gebeurt. Dat is het zelfstandig werkwoord (z.w.w.).

De werkwoorden gaat, zal, is zijn hulpwerwoorden. Een hulpwerkwoord kun je vervangen zonder dat de zin een andere betekenis krijgt.

Slide 20 - Tekstslide

Na de pauze
  1. Verder met de opdrachten les 4 en 5 Moet aan het einde van de les af zijn
  2. Bladen werkwoordspelling maken.
  3. Nakijkblad halen.
  4.  Laten zien. Daarna iets voor jezelf doen (met oortjes in!)

Yara, Sofia, Kamila, Kaylee vegen na de les.
De reden > kijk maar naar de vloer

Slide 21 - Tekstslide

Opdrachten maken
  • Maak van les 4:
Opdracht 1 t/m 12.
  •  Maak van les 5:
Opdracht 1t/m10.
Klaar? Bladen werkwoordspelling halen.



Slide 22 - Tekstslide

Nakijken
Opdracht 2, vraag 2

Slide 23 - Tekstslide

Vertel in je eigen woorden wat een zelfstandig werkwoord is.

Slide 24 - Woordweb

Wat is waar over een hulpwerkwoord?
A
Die kun je weglaten.
B
Die geeft aan wat er in de zin gebeurd.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is in deze zin het zelfstandig werkwoord?
Gisteren heb ik gezwommen.
A
Heb.
B
Gezwommen.

Slide 26 - Quizvraag

Ik fiets elke dag 5 kilometer naar school.
Is "fiets" een hulpwerkwoord of een zelfstandig werkwoord?
A
Hulpwerkwoord.
B
Zelfstandig werkwoor.

Slide 27 - Quizvraag

De fiets is rood.
De is een ...
A
Werkwoord.
B
Lidwoord.
C
Zelfstandig naamwoord.

Slide 28 - Quizvraag

De fiets is rood.
Fiets is een ...
A
Zelfstandig naamwoord.
B
Bijvoeglijk naamwoord.
C
Lidwoord.

Slide 29 - Quizvraag

De fiets is rood.
Rood is een ...
A
Zelfstandig naamwoord.
B
Bijvoeglijk naamwoord.
C
Lidwoord.

Slide 30 - Quizvraag