Afronden - Kader Mavo 1

Aan het eind van de les:
  • Ik kan een decimaal getal afronden.
  • Ik kan afronden op een rond getal.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aan het eind van de les:
  • Ik kan een decimaal getal afronden.
  • Ik kan afronden op een rond getal.

Slide 1 - Tekstslide

Decimaal getal
Een ander woord voor decimaal getal is kommagetal.

Ligt 7,8 dichter bij de 7 of bij de 8?


Slide 2 - Tekstslide

Ligt 7,8 dichter bij de 7 of de 8?

Slide 3 - Tekstslide

AFRONDEN
''Afronden op één cijfer achter de komma''

Wat betekent dat? 

0,85 afronden op 1 cijfer achter de komma wordt 0,9
dus: 
0,85       0,9                                  "is ongeveer gelijk aan"

Slide 4 - Tekstslide

Hoe rond je af?
Voorbeeld: 4,84
  1.  Kijk naar het tweede cijfer achter komma, dit is de tweede decimaal.
  2.  Is dit cijfer een 5 of meer? Maak dan de eerste decimaal 1 groter. Je laat de cijfers achter de eerste decimaal weg.
  3. Is de tweede decimaal een 4 of minder? De eerste decimaal verandert niet. Laat alle cijfers achter de eerste decimaal weg.

4,84 wordt? ......

Slide 5 - Tekstslide

Afronden op twee decimalen.
Voorbeeld: 4,846






4,846 wordt? ......

Slide 6 - Tekstslide

Afronden op een geheel
In sommige situaties moet je afronden naar een geheel.

Bijvoorbeeld: 
Een voetbal elftal speelt uit. 13 speler gaan mee, ze gaan met de auto. In elke auto passen 4 speler. Je hebt dan 13 : 4 = 3,25 auto's nodig. Dus minimaal 4 auto's. Je moet hier naar boven afronden.

Dit heet 'zinvol afronden'.

Slide 7 - Tekstslide

Je hebt geleerd:
Hoe je afrondt op één decimaal  (0,25 ->0,3)
Hoe je afrondt op twee decimalen (0,236 -> 0,24)
Wat zinvol afronden is 

Slide 8 - Tekstslide

Ligt het getal 1,6 dichter bij de 1 of 2?
A
1
B
2

Slide 9 - Quizvraag

3,47 afronden op een decimaal =
A
3,47
B
3,48
C
3,4
D
3,5

Slide 10 - Quizvraag

2,473 afronden op twee decimalen =
A
3,47
B
3,48
C
3,4
D
3,5

Slide 11 - Quizvraag

0,75 afronden op één decimaal =
A
0,75
B
0,74
C
0,8
D
0,7

Slide 12 - Quizvraag

In een bus passen 20 mensen. Er gaan 45 mensen mee. Hoeveel bussen hebben we nodig?
A
2,25
B
2
C
3
D
2,5

Slide 13 - Quizvraag

Toelichting 
Ik begin met het activeren van de voorkennis: wat is ook al weer een decimaal getal? Welke plaats neemt het in op de getallenlijn? Door middel van een getallenlijn laat ik de plaats van de 0,5 zien. Daar kom ik bij de slide 'hoe rond je af?' op terug. Bij de slide 'AFRONDEN' benoem ik het aantal decimalen achter de komma, ik laat zien dat de cijfers achter de komma 'decimalen' heten (omdat het boek het zo gebruikt). Bij de slide 'afronden op twee decimalen' doe ik het voor. Bij zinvol afronden ga ik vragen of je soms ook naar beneden moet afronden (stel dat er 12,3 stoelen in een ruimte passen. Hoeveel stoelen heb ik nodig? Ik kom daarna terug op de leerdoelen waarbij ik bewust wat voorbeeldjes laat zien. De quiz: hebben ze het begrepen? 

Slide 14 - Tekstslide