Afronden - Kader Mavo 1

Wiskunde
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wiskunde

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan wij deze les doen?
- Uitleg hoofdstuk 3.5
- Aan de slag met hoofdstuk 3.5
- Lesstof herhalen
- Leerdoelen online maken
- Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Aan het eind van de les:
  • Je leert hoe je afrondt op één decimaal.
  • Je leert hoe je afrondt op twee decimalen.
  • Je leert wat zinvol afronden is.

Slide 3 - Tekstslide

Decimaal getal
Een ander woord voor decimaal getal is kommagetal.

Ligt 7,8 dichter bij de 7 of bij de 8?


Slide 4 - Tekstslide

Ligt 7,8 dichter bij de 7 of de 8?

Slide 5 - Tekstslide

AFRONDEN
''Afronden op één cijfer achter de komma''

Wat betekent dat? 

0,85 afronden op 1 cijfer achter de komma wordt 0,9
dus: 
0,85       0,9                                  "is ongeveer gelijk aan"

Slide 6 - Tekstslide

Hoe rond je af?
Voorbeeld: 4,84
  1.  Kijk naar het tweede cijfer achter komma, dit is de tweede decimaal.
  2.  Is dit cijfer een 5 of meer? Maak dan de eerste decimaal 1 groter. Je laat de cijfers achter de eerste decimaal weg.
  3. Is de tweede decimaal een 4 of minder? De eerste decimaal verandert niet. Laat alle cijfers achter de eerste decimaal weg.

4,84 wordt? ......

Slide 7 - Tekstslide

Afronden op twee decimalen.
Voorbeeld: 4,846






4,846 wordt? ......

Slide 8 - Tekstslide

Afronden op een geheel
In sommige situaties moet je afronden naar een geheel.

Bijvoorbeeld: 
Een voetbal elftal speelt uit. 13 speler gaan mee, ze gaan met de auto. In elke auto passen 4 speler. Je hebt dan 13 : 4 = 3,25 auto's nodig. Dus minimaal 4 auto's. Je moet hier naar boven afronden.

Dit heet 'zinvol afronden'.

Slide 9 - Tekstslide

Je hebt geleerd:
Hoe je afrondt op één decimaal  (0,25 ->0,3)
Hoe je afrondt op twee decimalen (0,236 -> 0,24)
Wat zinvol afronden is 

Slide 10 - Tekstslide

Ligt het getal 1,6 dichter bij de 1 of 2?
A
1
B
2

Slide 11 - Quizvraag

3,47 afronden op een decimaal =
A
3,47
B
3,48
C
3,4
D
3,5

Slide 12 - Quizvraag

2,473 afronden op twee decimalen =
A
3,47
B
3,48
C
3,4
D
3,5

Slide 13 - Quizvraag

0,75 afronden op één decimaal =
A
0,75
B
0,74
C
0,8
D
0,7

Slide 14 - Quizvraag

In een bus passen 20 mensen. Er gaan 45 mensen mee. Hoeveel bussen hebben we nodig?
A
2,25
B
2
C
3
D
2,5

Slide 15 - Quizvraag

Wij gaan aan de slag
- Maak hoofdstuk 3.5:
opgaven: 37, 39, 40, 41, 42
timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide