In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Oefenen met dihybride kruisingen
Slide 1 - Tekstslide
Bij kippen is het allel voor een erwtenkam (E) dominant over dat voor een enkelvoudige kam (e); het allel voor gevederde poten (G) is dominant over dat voor kale poten (g)
Een hen met een erwtenkam en gevederde poten wordt gekruist met een haan met een enkelvoudige kam en kale poten. Onder de directe nakomelingen bevinden zich vier verschillende fenotypen.
Wat was het genotype van de hen?
A
EEGG
B
EEGg
C
EeGG
D
EeGg
Slide 2 - Quizvraag
Bij de vorming van de haarkleur van een bepaald diersoort zijn twee allelenparen betrokken, die onafhankelijk van elkaar overerven. Wanneer van die allelenparen uitsluitend recessieve allelen voorkomen (ppqq), is de haarkleur wit. Waneer van één van beide paren een dominant allel voorkomt, is de haarkleur geel. Waneer van ieder allelenpaar tenminste één dominant allel voorkomt, is de haarkleur bruin.
Een bruin en wit dier worden gekruist. Een van de nakomelingen is wit. Wat is het genotype van het bruine ouderdier?
A
ppQQ
B
PpQQ
C
PpQq
D
ppQq
Slide 3 - Quizvraag
Bij muizen komen de volgende allelen voor: allel H veroorzaakt beharing, allel h veroorzaakt kaalheid. Allel R veroorzaakt bruine haren en allel r witte. De genoemde allelen zijn niet X-chromosomaal en niet gekoppeld. Twee muizen met het genotype HhRr krijgen nakomelingen.
Hoe groot is de kans dat het eerstgeboren jong een bruine vacht zal hebben?1
A
1/4
B
1/2
C
9/16
D
3/4
Slide 4 - Quizvraag
Bij fruitvliegen komt een dominant, X-chromosomaal allel Q voor dat staafvormige ogen veroorzaakt. Allel q veroorzaakt normale ogen. Het dominante, niet X-chromosomale allel R veroorzaakt normale vleugels en het allel r veroorzaak kleine vleugels. Een mannetje wordt gekruist met twee verschillende vrouwtjes (1 en 2) met als resultaten:
1) alle nakomelingen hebben normale vleugels; 50% van zowel de mannetjes als vrouwtjes heeft staafvormige ogen en de andere 50% normale ogen 2) alle nakomelingen hebben staafvormige ogen; 75% heeft normale vleugels en de overige 25% heeft kleine vleugels. Wat is het genotype van het mannetje.
A
XQY RR
B
XQY Rr
C
XqY RR
D
XqY Rr
Slide 5 - Quizvraag
dihybride kruisingen gekoppeld
oefenopgaven
Slide 6 - Tekstslide
Men kruist AaBb x AaBb. De allelen erven gekoppeld over waarbij A en b op 1 chromosoom liggen en a en B ook. Hoe groot is de kans op het genotype aabb
A
100%
B
25%
C
0%
D
50%
Slide 7 - Quizvraag
letale factor
oefenopgave
Slide 8 - Tekstslide
Bij een diersoort komen van twee onafhankelijk overervende genen letale allelen voor: zygoten met het genotype pp en/of qq zijn niet levensvatbaar.
Welk deel van de zygoten zal bij het ouderpaar PpQq x PpQq niet-levensvatbaar zijn?
A
1/16
B
4/16
C
7/16
D
8/16
Slide 9 - Quizvraag
Voor de volgende les
Examenopdrachten Hardy Weinberg uit bijlage in magister maken. Dit zijn de laatste twee linkjes in het word-doc: stappenplan Hardy Weinberg