2.1 Köppensysteem

Welkom
Ipad, werkboekje en aantekeningen schrift op tafel.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom
Ipad, werkboekje en aantekeningen schrift op tafel.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Terugblik op vorige week.
Instructie over het Köppensysteem en klimaatdiagrammen (2.1)
Zelfstandig aan de slag.

Slide 2 - Tekstslide

SO H1 en H2
Binnenkort staat een SO op de planning van H1 (geschiedenis VS) en H2 (temperatuurfactoren en Köppen).

H3C: dinsdag 1 oktober
V3A: donderdag 3 oktober

Slide 3 - Tekstslide

Welke temperatuurfactor zien we hier?
A
Breedteligging
B
Hoogteligging
C
Wind- en zeestromen
D
Ligging van gebergtes

Slide 4 - Quizvraag

Welke temperatuurfactor zien we hier?
A
Breedteligging
B
Hoogteligging
C
Land-Zeeverdeling
D
Ligging van gebergtes

Slide 5 - Quizvraag


A
Wind- en zeestromen
B
Land-Zeeverdeling
C
Hoogteligging
D
Ligging van gebergtes

Slide 6 - Quizvraag


A
Breedteligging
B
Hoogteligging
C
Land-Zeeverdeling
D
Ligging van gebergtes

Slide 7 - Quizvraag

Het Köppensysteem
Köppen heeft de klimaten in de wereld verdeeld onder hoofdgroepen:
A-klimaat
B-klimaat
C-klimaat
D-klimaat
E-klimaat

Slide 8 - Tekstslide

Hoe onderscheidt je de klimaten?
In een klimaatgrafiek kijk je naar:
1. temperatuur:
Gemiddelde temperatuur in de 
koudste maand
2. neerslag:
Is er een droge tijd in het jaar?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

A-klimaat
Temperatuur in koudste maand = boven de 18°C.
f, s of w erachter? Kijk naar de neerslag!
f = een droge tijd ontbreekt.
s = de droge tijd is in de zomer
w = de droge tijd is in de winter.

Slide 11 - Tekstslide

C-klimaat
Gemiddelde temperatuur in de koudste maand = tussen de 18°C en -3°C.
f, s of w erachter? Kijk naar de neerslag!
f = een droge tijd ontbreekt.
s = de droge tijd is in de zomer
w = de droge tijd is in de winter.

Slide 12 - Tekstslide

D-klimaat
Gemiddelde temperatuur in de koudste maand = lager dan -3°C.
gemiddelde temperatuur in warmste maand = hoger dan 10°C.
f, s of w erachter? Kijk naar de neerslag!
f = een droge tijd ontbreekt.
s = de droge tijd is in de zomer
w = de droge tijd is in de winter.

Slide 13 - Tekstslide

E-klimaat
Gemiddelde temperatuur in de koudste maand = lager dan -3°C.
Gemiddelde temperatuur in warmste maand = lager dan 10°C.

Géén f, s of w. Máár een T, H of F.
T= Toendra. In de zomer tussen 0 en 10°C.
H= Hooggebergte klimaat.
F= Sneeuwklimaat.

Slide 14 - Tekstslide

B-klimaat
B-klimaat onderscheidt je niet op basis van temperatuur, maar op basis van neerslag. Als er in een heel jaar gemiddeld minder dan 500mm valt, dan is het een B-klimaat.
BS= Steppe. Bij 200-500mm per jaar.
BW= Woestijn. Bij minder dan 200mm per jaar.

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag.
Maken opdracht 10, 11 en 12.
Ben je daarmee klaar? Maak dan opdracht 13 (atlas voor nodig).

Slide 16 - Tekstslide