H2 Oefentoets voortplanting en seksualiteit

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Sperma bestaat uit:
A
Zaadcellen
B
Zaadcellen en een beetje urine
C
Zaadcellen en vocht
D
Zaadcellen en slijm

Slide 2 - Quizvraag

Bij de geboorte van een meisje zijn alle eicellen al aanwezig in de eierstokken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de functie van de eileider
A
De eileiders maken eicellen
B
De eileiders vervoeren eicellen naar de baarmoeder
C
In de eileiders groeit een embryo
D
Dit is de ingang naar de baarmoeder

Slide 4 - Quizvraag

Hoe lang blijft een eicel leven?
A
14 dagen
B
28 dagen
C
12 - 24 uur
D
0 - 12 uur

Slide 5 - Quizvraag

Op welke dag vindt meestal de eisprong plaats tijdens de menstruatiecyclus
A
13
B
14
C
15
D
16

Slide 6 - Quizvraag

1. Op dag 1 van de menstruatie cyclus begint de menstruatie
2. Op dag 1 van de menstruatie begint een eicel te rijpen
A
1 is waar
B
2 is waar
C
1 en 2 zijn waar
D
1 en 2 zijn niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Wat is innesteling
A
Bevruchting: samensmelten van de eicel en zaadcel
B
Wanneer de eisprong heeft plaats gevonden en de eicel naar de baarmoeder gaat
C
Bolletje cellen die zich vastzet in het baarmoederslijmvlies
D
Wanneer het embryo duidelijke kenmerken begint te vertonen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het meest betrouwbaar om geen soa te krijgen
A
Condoom
B
Anticonceptie pleister
C
Hormoonstaafje
D
Sterilisatie

Slide 9 - Quizvraag

Welk voorbehoedsmiddel is niet meer terug te draaien?
A
Coitus interuptus
B
Sterilisatie
C
Prikpil
D
Hormoonstaafje

Slide 10 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde:
Innesteling
Bevruchte eicel deelt zich
Bevruchting
Ovulatie
Bolletje cellen

Slide 11 - Sleepvraag

timer
1:30
Eierstok
Baarmoeder
Baarmoedermond
Eileider
Vagina

Slide 12 - Sleepvraag

Zaadleider
Urineblaas
Zaadblaasje
Prostaat
Zwellichaam
Penis
Bijbal
Zaadbal
Balzak
Urinebuis
Eikel
Voorhuid

Slide 13 - Sleepvraag

Hoe ontstaat een erectie?
A
Er gaat bloed in de zwellichamen
B
Spieren in de penis spannen aan
C
Het weefsel in de penis groeit
D
De penis blaast op met lucht

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste fasen bij de nummers in. 
Jong folikkel
Gele lichaam
Ovulatie

Slide 15 - Sleepvraag


Twee "dragers" van een erfelijke ziekte willen een kind. Wat is waar: 
A
Het kind heeft 100% de erfelijke ziekte
B
Het kind is gezond
C
Het kind is ook drager
D
Het kind is drager, of ziek of gezond

Slide 16 - Quizvraag

Menstruatie
Folikelrijping
Ovulatie
Gele lichaam
Sterft af

Slide 17 - Sleepvraag

Hoe noem je een ongeboren kind van 10 weken?
A
Foetus
B
Eicel
C
Embryo
D
Geen van allen

Slide 18 - Quizvraag

Als je zwanger bent wordt je nog steeds ongesteld
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Waardoor worden de borsten van een vrouw groter als ze zwanger is?
A
Hormonen stapelen zich op in de borsten
B
De melkklieren groeien
C
Er zit melk in de borsten
D
Er worden vetreserves opgeslagen

Slide 20 - Quizvraag

Welk deel zorgt voor de uitwisseling van zuurstof en voedingsstoffen?
A
Baarmoeder
B
Embryo
C
Eierstokken
D
Placenta

Slide 21 - Quizvraag

Waar dient vruchtwater voor?
A
Voeding voor de baby
B
Het is een bijproduct, het heeft geen nut
C
Daar wordt het bloed gezuiverd
D
Ter bescherming van de baby

Slide 22 - Quizvraag

Welke beschermende functie heeft vruchtwater dan?
A
tegen stoten
B
tegen uitdroging
C
tempratuur op peil houden
D
A B en C

Slide 23 - Quizvraag

Navelstrengader
Navelstrengslagaders
Via welke ader(s) worden de volgende stoffen getransporteerd?
Zuurstof
Voedingsstoffen
Afvalstoffen

Slide 24 - Sleepvraag

Alles wat de moeder eet of drinkt komt bij de baby terecht
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quizvraag

Hoe lang is een vrouw gemiddeld zwanger?
A
9 maanden
B
11 maanden
C
1 jaar
D
8 maanden

Slide 26 - Quizvraag

Zet de volgende fasen van de geboorte in de juiste volgorde:
Tekst
1
2
3
4
5
uitdrijving
ontsluiting
nageboorte
geboorte

indaling

Slide 27 - Sleepvraag

Een twee-eiige tweeling is een tweeling die ontstaan is uit?
A
Eén eicel en één zaadcel
B
Twee eicellen en twee zaadcellen
C
Eén eicel en twee zaadcellen
D
Twee eicellen en één zaadcel

Slide 28 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen heeft een bevruchte eicel?
A
12
B
23
C
46

Slide 29 - Quizvraag

Gewone cel
Eicel
Zaadcel
Gewone cel
Bevruchting
Bevruchte eicel

Slide 30 - Sleepvraag

Wat is de naam van dit voorbehoedsmiddel?
A
De pil
B
Anticonceptiestaafje
C
Spiraaltje

Slide 31 - Quizvraag

Geboorte veulen:
welke fase van bevalling
is te zien?
A
indaling
B
uitdrijving
C
nageboorte
D
ontsluiting

Slide 32 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van prenataal onderzoek?
A
Vlokkentest
B
IVF
C
Vruchtwaterpunctie
D
Echo

Slide 33 - Quizvraag

Wat is prenataal onderzoek?
A
Een test om te zien of een vrouw zwanger is
B
Onderzoek tijdens zwangerschap om afwijkingen bij het ongeboren kind op te sporen
C
Onderzoek naar de oorzaak van een ziekte
D
Onderzoek na de geboorte van een baby

Slide 34 - Quizvraag

Sleep de onderstaande secundaire geslachtskenmerken naar het juiste vak.
Secundaire geslachtskenmerken
jongen
Secundaire geslachtskenmerken
beiden
Secundaire geslachtskenmerken
meisje
borsten
groeispurt
baard in de keel
bredere heupen
okselhaar
gespierdere lichaamsbouw
schaamhaar
gezichtsbeharing
volgroeien schaamlippen

Slide 35 - Sleepvraag

Een transgender persoon ondergaat een verandering om van een mannenlichaam naar vrouwenlichaam te gaan. Waarom moet deze persoon ook geslachtshormonen slikken?
A
Die zorgen voor secundaire geslachtskenmerken
B
Geslachtshormonen worden niet geproduceerd door het lichaam, omdat de geslachtsorganen hiervoor ontbreken.
C
Zodat die persoon later ook kinderen kan krijgen
D
A en B zijn beide goed

Slide 36 - Quizvraag