Lezen herhalen (H1 t/m H4)

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Planning vandaag:

- Wat moet je kennen voor de toets van morgen?

- Herhaling

- Oefenen

Wat moet je kennen/kunnen voor de toets?

• Je moet weten welke tekststructuren er zijn en welke kenmerken elke tekststructuur heeft.
• Je moet het onderwerp van een tekst kunnen vinden.
• Je moet de hoofdgedachte van een tekst kunnen vinden.
• Je moet kunnen aangeven welke alinea's bij de inleiding/het slot van de tekst horen. 
• Je moet het verschil weten tussen een standpunt, een argument, een tegenargument en een weerlegging (en de bijbehorende signaalwoorden kennen)

• Je moet het verschil weten tussen feiten en meningen.
•  Je moet de volgende tekstverbanden met bijbehorende signaalwoorden kennen:
  chronologisch, concluderend, doel-middel, oorzakelijk, opsommend, redengevend, samenvattend, tegenstellend, toegevend, toelichtend, vergelijkend en voorwaardelijk. 
• Je moet argumentatieschema's in kunnen vullen. 

Noem vier verschillende tekststructuren.

Van welke tekststructuur heeft de tekst de meeste kenmerken?

1. verschijnsel-en-besprekingstructuur
2. probleem-en-oplossingstructuur
3. bewering-en-argumentstructuur
4. voordelen-en-nadelenstructuur

Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?

1. Vraag-antwoordstructuur
2. Probleem-oplossingsstructuur
3. Argumentatiestructuur
4. Verklaringsstructuur

Wat is geen vaste tekststructuur?

1. verklaringsstructuur
2. aspectenstructuur
3. beoordelingsstructuur
4. probleem/oplossingsstructuur

Welke tekststructuur herken je door tijdsaanduidingen in de tekst?

1. Verleden/heden (toekomst) structuur
2. Argumentatiestructuur
3. Voor/nadelenstructuur
4. Aspectenstructuur

Staat hier een feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind 'The Cell' een spannende film.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Als je te laat bent, dan moet je je melden.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Welk tekstverband zie je in deze zinnen:
Bospop is een festival dat in Limburg wordt georganiseerd. Ook Solar en Pinkpop zijn grote festivals in Limburg.

1. Redengevend verband
2. Oorzakelijk verband
3. Opsommend verband
4. Toegevend verband

Aan welke signaalwoorden zie je dat dit een opsommend verband is?
Bospop is een festival dat in Limburg wordt georganiseerd. Ook Solar en Pinkpop zijn grote festivals in Limburg.

Welk tekstverband zie je hier?
Pinkpop weet regelmatig grote headliners te strikken. Daardoor zijn de tickets vaak snel uitverkocht.

1. Concluderend verband
2. Oorzakelijk verband
3. Redengevend verband
4. Voorwaardelijk verband

Aan welk signaalwoord zie je dat het een oorzakelijk verband is?
Pinkpop weet regelmatig grote headliners te strikken. Daardoor zijn de tickets vaak snel uitverkocht.

Welk tekstverband zie je?
Ik vind rockmuziek te gek, maar van techno moet ik niet zo veel hebben.

1. Tegenstellend verband
2. Voorwaardelijk verband
3. Vergelijkend verband
4. Samenvattend verband

Aan welk signaalwoord zie je dat het een tegenstellend verband is?
Ik vind rockmuziek te gek, maar van techno moet ik niet zo veel hebben.

Welk tekstverband zie je hier?
Pinkpop wordt al sinds 1970 georganiseerd en is daarmee het langstlopende popfestival.

1. chronologisch verband
2. tegenstellend verband
3. voorwaardelijk verband
4. toelichtend verband

Aan welk signaalwoord zie je dat dit een chronologisch verband is?
Pinkpop wordt al sinds 1970 georganiseerd en is daarmee het langstlopende popfestival.

Welk tekstverband zie je hier?
In Nederland worden vele festivals georganiseerd met verschillende soorten muziek. Evenementen met hardstyle, techno en dance; festivals met vooral rock en pop; voorstellingen met klassieke muziek enzovoorts. Met andere woorden: veel verschillende feesten met veel verschillende stijlen muziek.

1. Tegenstellend verband
2. Vergelijkend verband
3. Oorzakelijk verband
4. Samenvattend verband

Aan welk(e) signaalwoord(en) herken je dit samenvattend verband?
In Nederland worden vele festivals georganiseerd met verschillende soorten muziek. Evenementen met hardstyle, techno en dance; festivals met vooral rock en pop; voorstellingen met klassieke muziek enzovoorts. Met andere woorden: veel verschillende feesten met veel verschillende stijlen muziek.

Welk tekstverband zie je hier?
Solar programmeert veel jonge, hippe artiesten, terwijl Bospop juist vaak bands boekt die in het verleden heel populair waren. Er zullen dus meer oudere mensen naar Bospop gaan.

1. Samenvattend verband
2. concluderend verband
3. vergelijkend verband
4. doel-middelverband

Welk signaalwoord geeft het concluderend verband aan?
Solar programmeert veel jonge, hippe artiesten, terwijl Bospop juist vaak bands boekt die in het verleden heel populair waren. Er zullen dus meer oudere mensen naar Bospop gaan.

Welk tekstverband zie je hier?
Veel festivals, zoals Lowlands, zijn populair.

1. vergelijkend verband
2. opsommend verband
3. toelichtend verband
4. samenvattend verband

Aan welk signaalwoord zie je dat dit een toelichtend verband is?
Veel festivals, zoals Lowlands, zijn populair.

Welk tekstverband zie je hier?
Hoewel ik altijd graag naar festivals ga, heb ik daar dit jaar geen geld voor.

1. tegenstellend verband
2. oorzakelijk verband
3. opsommend verband
4. toegevend verband

Aan welk signaalwoord zie je dat dit een toegevend verband is?
Hoewel ik altijd graag naar festivals ga, heb ik daar dit jaar geen geld voor.

Welk tekstverband zie je hier?
Hij wilde dolgraag zijn favoriete band live zien spelen, daarom kocht hij een ticket.

1. redengevend verband
2. oorzakelijk verband
3. doel-middelverband
4. toelichtend verband

Aan welk signaalwoord zie je dat dit een redengevend verband is?
Hij wilde dolgraag zijn favoriete band live zien spelen, daarom kocht hij een ticket.

Welk tekstverband zie je hier?
Het festival kampte met een tegenvallende kaartverkoop. Door middel van kortingsacties probeerden ze extra tickets te verkopen.

1. chronologisch verband
2. doel-middelverband
3. vergelijkend verband
4. oorzakelijk verband

Aan welk(e) signaalwoord(en) zie je dat dit een doel-middelverband is?
Het festival kampte met een tegenvallende kaartverkoop. Door middel van kortingsacties probeerden ze extra tickets te verkopen.

Welk tekstverband zie je hier?
Op het Best Kept Secret festival is veel aandacht voor een creatieve aankleding van het terrein, net als op Solar Festival.

1. voorwaardelijk verband
2. samenvattend verband
3. tegenstellend verband
4. vergelijkend verband

Aan welk(e) signaalwoord(en) zie je dat dit een vergelijkend verband is?
Op het Best Kept Secret festival is veel aandacht voor een creatieve aankleding van het terrein, net als op Solar Festival.

Welk tekstverband zie je hier?
Als je zeker wilt zijn van Pinkpoptickets, dan moet je op tijd opstaan.

1. vergelijkend verband
2. doel-middelverband
3. voorwaardelijk verband
4. concluderend verband

Aan welke signaalwoorden zie je dat dit een voorwaardelijk verband is?
Als je zeker wilt zijn van Pinkpoptickets, dan moet je op tijd opstaan.

Aan de slag!

Ga nu aan de slag met de oefentoets.