Spelling Blok 1 (1/4)

Spelling

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

- Regels in de klas (herhaling) (3')

- Opstarten LessonUp (3')

- Introductie vak Nederlands (7')

- Lesdoelen doornemen (2')

- Wat weet je al? (3')

- Instructie (8')

- Aan de slag! (15')

- Evaluatie (5')

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken

Slide 3 - Tekstslide

Regels zelfstandig werken
  • Rood = Je kan geen vragen stellen aan docent  of klasgenoot.

  • Oranje = er is verlengde instructie. Als je niet meedoet ben je aan het werk. Heb je een vraag, vraag zachtjes aan klasgenoot

  • Groen = Als je een vraag hebt, steek je je vinger op. Ik help je dan verder. Moet je wachten, mag je ook zachtjes aan klasgenoot hulp vragen.

Slide 4 - Tekstslide

timer
2:00
Waar denk je aan bij het vak Nederlands?

Waar denk je aan bij Nederlands?

Slide 5 - Woordweb

timer
2:00
Wat verwacht je van mij (als docent) aankomend schooljaar?

Slide 6 - Woordweb

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ...kun je de kenmerken van de persoonsvorm benoemen;
  • ...kun je het verschil tussen de ik-vorm en de stam van een werkwoord uitleggen.

  • ...kun je de stam en ik-vorm van een werkwoord maken

Slide 7 - Tekstslide

Geef aan wat volgens jou werkwoorden zijn..

Slide 8 - Open vraag

Wat weet je al over
de persoonsvorm?

Slide 9 - Woordweb

Persoonsvorm

Drie kenmerken van een PV:


1. Getal (enkelvoud - meervoud)

2. Persoon (1e - 2e - 3e)

3. Tijd (tt - vt)

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn de kenmerken m.b.t. persoon, getal en tijd van de volgende PV: ''wij beoordelen''?
A
meervoud, 1e persoon, tegenwoordige tijd
B
meervoud, 2e persoon, tegenwoordige tijd
C
meervoud, 1e persoon, verleden tijd
D
meervoud, 2e persoon, verleden tijd

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn de kenmerken m.b.t. persoon, getal en tijd van de volgende PV: ''u downloadt''?
A
meervoud, 1e persoon, tegenwoordige tijd
B
meervoud, 2e persoon, tegenwoordige tijd
C
enkelvoud, 1e persoon, verleden tijd
D
enkelvoud, 2e persoon, tegenwoordige tijd

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn de kenmerken m.b.t. persoon, getal en tijd van de volgende PV: ''jullie shoppen''?
A
meervoud, 1e persoon, tegenwoordige tijd
B
meervoud, 2e persoon, tegenwoordige tijd
C
enkelvoud, 1e persoon, verleden tijd
D
enkelvoud, 2e persoon, tegenwoordige tijd

Slide 13 - Quizvraag

Ik-vorm & stam
De ik-vorm is de eerste persoon enkelvoud: 
  •  Ik werk

De stam is het hele werkwoord  zonder -EN: 
  • werken - werk (-en)


Slide 14 - Tekstslide

De boom is het hele werkwoord. Als je -en- eraf haalt, heb je de stam.

Slide 15 - Tekstslide

Let op!
  • Soms moet je de stam aanpassen om een goede ik-vorm te krijgen. 
 
  • Stam is dus niet altijd gelijk aan de ik-vorm! 

Slide 16 - Tekstslide

blazen
de stam is 'blaz'
de ik-vorm is ....

Slide 17 - Open vraag

durven
de stam is 'durv'
de ik-vorm is ....

Slide 18 - Open vraag

Zelf aan de slag!
- Maak opdracht 22 t/m 24 (blz. 25-27).
- Kom je ergens niet uit? Steek even je vinger op!
- Klaar? Kijk je werk na!




timer
12:00
Had je alles goed? 
--> Maak de plusopdrachten (paars)

Had je meer dan 4 foutjes in de opdrachten?
--> Af? Maak de extra oefeningen (blauw)
--> Af? Maak de plusopdrachten (paars)

Slide 19 - Tekstslide

Wat zijn de kenmerken van de persoonsvorm?

Slide 20 - Open vraag

Hoe was de eerste les Nederlands? Wat vond je leuk of minder leuk?

Slide 21 - Open vraag

Oefenen met werkwoorden
Klik op de volgende link om te oefenen met het vinden en vervoegen van werkwoorden:



Slide 22 - Tekstslide

0

Slide 23 - Video

Welke zin past bij het kenmerk 'verleden tijd'?
A
Wat deed dat kereltje daar?
B
Wat doet dat kereltje daar?

Slide 24 - Quizvraag

Welke zin past bij het kenmerk 'verleden tijd'?

A
Die mug irriteert me al een uur!
B
Die mug irriteerde me al een uur!

Slide 25 - Quizvraag

Welke zin past bij het kenmerk 'meervoud'?
A
Ze protesteren tegen de hoeveelheid huiswerk.
B
Ze protesteert tegen de hoeveelheid huiswerk.

Slide 26 - Quizvraag

Welke zin past bij het kenmerk 'enkelvoud'?
A
Een olifant eet honderd kilo per dag
B
Olifanten eten honderd kilo per dag.

Slide 27 - Quizvraag

Welke zin past bij het kenmerk 'eerste persoon'?
A
Ben je wel eens in Afrika geweest?
B
Ik ben nog nooit in Afrika geweest.

Slide 28 - Quizvraag

Welke zin past bij het kenmerk 'tweede persoon'?
A
Wat ga je precies doen?
B
Wat gaat hij precies doen?

Slide 29 - Quizvraag

Welke zin past bij het kenmerk 'derde persoon'?
A
Wij zijn weer eens de dupe van de situatie.
B
Zij zijn weer eens de dupe van de situatie.

Slide 30 - Quizvraag

Gaat het hier om de stam of om de ik-vorm van het werkwoord? Of om allebei of geen van beiden?

(waarderen) waarder –
A
geen van beide
B
allebei
C
stam
D
ik-vorm

Slide 31 - Quizvraag

Gaat het hier om de stam of om de ik-vorm van het werkwoord? Of om allebei of geen van beiden?

(verbazen) verbaaz-
A
geen van beide
B
allebei
C
stam
D
ik-vorm

Slide 32 - Quizvraag

Gaat het hier om de stam of om de ik-vorm van het werkwoord? Of om allebei of geen van beiden?

(galopperen) galopper-
A
geen van beide
B
allebei
C
stam
D
ik-vorm

Slide 33 - Quizvraag

Gaat het hier om de stam of om de ik-vorm van het werkwoord? Of om allebei of geen van beide?

(verdwijnen) verdwijn-
A
geen van beide
B
allebei
C
stam
D
ik-vorm

Slide 34 - Quizvraag

Vul de goede PV in.
Enkelvoud, eerste persoon, verleden tijd van het werkwoord ''ondernemen''.

Slide 35 - Open vraag

Vul de goede PV in.
Enkelvoud, derde persoon, tegenwoordige tijd van het werkwoord ''inspireren''.

Slide 36 - Open vraag

Vul de goede PV in.
Meervoud, tweede persoon, verleden tijd van het werkwoord ''denken''.

Slide 37 - Open vraag

Vul de goede PV in.
Enkelvoud, eerste persoon, tegenwoordige tijd van het werkwoord kunnen.

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Tekstslide