Via een gevangenis in Amsterdam en het doorgangskamp Westerbork gaat Anne samen met de andere gevangen onderduikers op transport naar concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau.
De treinreis duurt drie dagen, waarin Anne met ruim duizend anderen dicht op elkaar gepakt zit in veewagons. Er is weinig voedsel en water en slechts een tonnetje als toilet.
Bij aankomst in Auschwitz keuren nazi-artsen wie wel en wie niet kan werken. Ongeveer 350 mensen uit Annes transport worden direct daarna vermoord in de gaskamers. Anne, Margot en hun moeder worden naar het werkkamp voor vrouwen gestuurd. Otto komt in een mannenkamp.