Industrialisatie en modern imperialisme

Engeland 1700
8.1.1
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
geschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Engeland 1700
8.1.1

Slide 1 - Tekstslide

Engeland 1800
8.1.1

Slide 2 - Tekstslide

                                    

                     Veranderingen in de landbouw 
8.1.1

Slide 3 - Tekstslide

AGRARISCHE REVOLUTIE (Engeland 18e eeuw)

- nieuwe technieken (wisselbouw, nieuwe producten)
- nieuwe werktuigen (mechanisatie)

gevolg: grotere landbouwopbrengsten

grootgrondbezitters profiteren
kleine boeren/pachtboeren krijgen het moeilijk







Slide 4 - Tekstslide

8.1.1 Nieuwe werktuigen: zaaimachine van Jetro Tull

Slide 5 - Tekstslide

Demografische Revolutie


  • Gevolg van de grotere landbouwopbrengsten: de bevolking groeit.
  • 1750-1850  Engeland: van 6 naar 18 miljoen inwoners.                                                 
  • Meer kleding nodig => gunstig voor de textielindustrie. 
8.1.1

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Huisnijverheid
  • Door de bevolkingsgroei was er meer kleding nodig. Een kans voor de kleine  boeren om zo hun inkomsten aan te vullen. De werkzaamheden bestonden hoofdzakelijk uit weven en spinnen.  
  • Het thuis produceren van goederen noem je huisnijverheid.  Deze nam in de 18e eeuw sterk toe
  • De industriële revolutie maakte een einde aan deze groei

8.1.1

Slide 8 - Tekstslide

Wevers en spinners
  • Er waren van oudsher meer spinners nodig dan wevers        
  • Door de uitvinding van de schietspoel, ging het weven nog sneller. Dit zette nog meer druk achter vernieuwingen binnen het spinproces                                                                                                
  • Na zo'n 30 jaar volgde succes: de spinning jenny.                   
  • Zowel de schietspoel als de spinning jenny konden binnen de huisnijverheid worden toegepast.                                            
8.1.2

Slide 9 - Tekstslide


Schietspoel
1733



  • Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
  • De Engelsman John Kay vond de schietspoel uit. Hiermee kun je veel sneller weven dan met de hand.
  • De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.



8.1.2

Slide 10 - Tekstslide

Spinning Jenny
1764


  • Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig.
  • Met de Spinning Jenny van James Hargreaves kon je 8 en later 16 draden tegelijk spinnen
  • Schietspoel en spinning Jenny: voorbeeld van krtisch kijken naar verbeteringen




8.1.1

Slide 11 - Tekstslide

Schietspoel
Spinning Jenny
8.1.2

Slide 12 - Tekstslide

Van spierkracht naar waterkracht
  • De Spinning Jenny was een echte verbetering  maar toch ging de productie van stoffen nog steeds erg langzaam. Er werden steeds meer uitvindingen gedaan om de productie van textiel te vergroten.
  • Zo vond Richard Arkwright een weefgetouw uit dat je kon koppelen aan een waterrad: het waterframe (1767).
  • Het waterframe was groot èn omdat het stromend water nodig had, werd het geplaatst in gebouwen die daarvoor geschikt waren >  de eerste fabrieken. 
 

8.1.2

Slide 13 - Tekstslide

Waterkracht

Voor de waterframe was natuurlijk water nodig. Dit kon dus niet meer in de huisnijverheid.

Ondernemers bouwden grote gebouwen nabij water waarin ze deze machines zetten et voilá, het ontstaan van fabrieken

8.1.2

Slide 14 - Tekstslide

Van waterkracht naar stoomkracht
  • Om het Waterframe (waterrad) te laten draaien heb je stromend water nodig, anders draait het rad tenslotte niet. Vooral in de zomer is er niet altijd voldoende stromend water beschikbaar. 
  • Zodoende werkten uitvinders aan een andere oplossing. Deze oplossing  was stoomkracht.  Door de verbetering die James Watt in 1776 aan de stoommachine toevoegde kon stoomkracht voortaan worden ingezet bij het spinnen en later ook bij het weven. 
8.1.2

Slide 15 - Tekstslide

Van waterkracht naar stoomkracht
  • Als snel werden er steeds meer fabrieken met stoommachines gebouwd. 
  • De kennis van de stoommachine ook op vervoer toegepast: stoomboten, treinen. er vond dus een enorme versnelling plaats binnen het transport van grondstoffen én eindproducten
  • De fabrieken konden nu overal worden gebouwd. Dus niet meer perse aan een rivier of aan de zee of dicht bij de benodigde grondstof.  
  • Fabrieken werden steeds vaker in gebieden gebouwd waar genoeg arbeiders voor handen waren. 
  • Werkeloze landarbeiders trokken naar de fabrieken toe en werden fabrieksarbeiders.  
  • En de steden begonnen te groeien en te groeien...
8.1.2

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Ontwikkeling van uitvindingen die de industriële revolutie bevorderden
Waterframe van Hargreaves, vanuit buiten de fabriek dreef een waterwiel deze machines aan.
8.1.2

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Even herhalen! 

Slide 20 - Tekstslide

De grote verandering waarbij huisnijverheid vervangen wordt door productie in fabrieken en veel mensen in fabrieken gaan werken noem je de........
A
Industriële revolutie
B
Agrarische revolutie
C
Demografische revolutie
D
industriesector

Slide 21 - Quizvraag

In welk land begon de industriële revolutie
A
Belgie
B
Duitsland
C
Engeland
D
Amerika

Slide 22 - Quizvraag

In welke eeuw begon de Industriële revolutie in Engeland?
A
16e eeuw
B
17e eeuw
C
18e eeuw
D
19e eeuw

Slide 23 - Quizvraag

In welke beroepen begon de Industriële revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 24 - Quizvraag

Wat houdt een demografische revolutie in?
A
Meer mensen gaan verhuizen naar de stad
B
Grote bevolkingsgroei doordat minder mensen sterven
C
Binnen de landbouw vindt mechanisatie plaats
D
Meer mensen doen aan landbouw

Slide 25 - Quizvraag

De agrarische revolutie was een oorzaak van de industriële revolutie.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

De industriële revolutie is een gevolg van de demografische revolutie.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Wat zie je op het plaatje?
A
de schietspoel
B
de spinning jenny
C
een weefgetouw
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 28 - Quizvraag

Oorzaken
Gevolgen
Industriële revolutie
Agrarische revolutie
Fabrieken
Stijgende vraag naar kleding

Dichtbevolkte steden

Bevolkingsgroei
Investeringen
Uitvindingen

Slide 29 - Sleepvraag

Sleep de omschrijvingen naar het juiste plaatje:
De schietspoel van John Kay.
De Spinning Jenny van James Heargraves
Het waterframe van Richard Arkwright.
De stoommachine van James Watt

Slide 30 - Sleepvraag

Voor industrialisatie
Na industrialisatie
modern imperialisme
Huisnijverheid
stoommachines
Landbouwsamenleving
windkracht, waterkracht
Steden ontstaan

Slide 31 - Sleepvraag

Slide 32 - Video

Van 1870  - 1920 
Modern Imperialisme

Slide 33 - Tekstslide

Industrieel kapitalisme
- Industrieel kapitalisme : Het verschijnsel waarbij ondernemers streven naar het maken van zoveel mogelijk winst door het fabrieksmatig produceren van goederen. 



Slide 34 - Tekstslide

Afrika
  • Ontdekkingsreizen

  • "Scramble for Africa" 

  • Conferentie van Berlijn

Slide 35 - Tekstslide

Motieven Modern Imperialisme...
Motieven modern imperialisme

Slide 36 - Tekstslide

Oftewel:
Economisch:
-Grondstoffen
-Afzetmarkt
Politiek:
-Machtsvertoon
Cultureel
-Europese superioriteit


Slide 37 - Tekstslide

Welk motief staat hier centraal?

Slide 38 - Tekstslide

Slaven in Congo die te weinig rubber produceerden

Slide 39 - Tekstslide

De Conferentie van Berlijn

Slide 40 - Tekstslide

conferentie van Berlijn 1884-1885

Slide 41 - Tekstslide

Samengevat:  
Modern Imperialisme
  1. Industrialisatie- Industrieën hadden grondstoffen en afzetgebieden nodig
  2. Technologie -  Door moderne verbeteringen werd modern landen koloniseren makkelijker.
  3. Nationalisme - als grootmacht had men koloniën nodig (prestige)
  4. Superioriteits denken - The White mans burden. 

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

🏵
🌴
🌴
🌴
🕳
🌴
🕳
🛢
🛢
🛢
Koffie
☕️
⚽️
🌴
🍚
🍚
🍚
🍚
🖇
🖇
🚬
🌴
🚬
Goud
🏵
🌴
🛢
🌴
🌴
☕️
🛢
🌴
🍭
🏵
🏵
☕️
Palmolie
🌴
Tabak
🚬
Aardolie
🛢
Suikerriet
🍭
Kolen
🕳
Rubber
⚽️
Rijst
🍚
Tin
🖇
Thee
🍵
🍵
🍵
Na 1870

Slide 44 - Tekstslide

§2.2
Europese wereldrijken
B
Nederlands-Indië


1800:
Nederlands Indië bestaat uit meerdere eilanden groepen met een eigen koning of vorst.
Bevolking noemen we 'inheems'

Na 1800: meerdere volken in 1 kolonie, Nederland is daar de baas. Wel kent Nederland een indirect bestuur net als GB in India, dit  i.t.t Franse kolonies die direct bestuurt werden door Fransen. 

Slide 45 - Tekstslide

§2.2
Europese wereldrijken
B
Nederlands-Indië
Uitbreiding Nederlands gebied om 2 redenen:

  • NL was bang dat andere Europese landen hen voor waren

  • Ze wilden de grondstoffen bezitten zoals aardolie
  • Fabrikanten in Europa hadden behoefte  gebieden waar ze hun producten konden verkopen
Begrippen:
  • afzetgebied

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video