Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Basisveiligheid VCA
Examenvragen
Hoofdstuk 8 - Brand en explosie
Scan de QR code en voer je naam in
Slide 1 - Tekstslide
Bij het gebruik van een blusdeken kun je de branden-de persoon het beste rechtop laten staan.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quizvraag
Brandwonden moeten 5 minuten gekoeld worden met water.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
De bluswerking van water berust op het weghalen van de ontstekingsbron.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Een brand van metalen noemen we een klasse D brand.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Een verbranding bevorderende stof noemen we een katalysator.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Een zeer licht ontvlambare stof heeft een vlampunt beneden de 0°C.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quizvraag
In een explosiegevaarlijke omgeving is het gebruik van gewone mobiele telefoons toegestaan.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Lucht bevat ongeveer 31% zuurstof.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Vloeistofbranden kunnen we met water blussen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Wanneer de concentratie van een gas in lucht boven de upper explosion limit komt, kan een brandbaar gas exploderen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Bij een verbinding tussen twee leidingstukken van een brandstofleiding zijn vlammen zichtbaar. Wat moet je als eerste doen?
A
De brandstoftoevoer uitschakelen.
B
De beveiliging waarschuwen.
C
Een collega om hulp vragen.
Slide 12 - Quizvraag
Bij het ontvetten van grote oppervlakken kan een explosie-gevaarlijke situatie ontstaan. Dit wil je voorkomen. Je gebruikt een persoonlijke explosiemeter. Hoe moet deze ingesteld zijn?
A
Op 10% LEL.
B
Op het vlampunt.
C
Boven de onderste explosiegrens.
Slide 13 - Quizvraag
Hoe heet het punt waarbij een vloeistof zoveel verdampt, dat deze damp met de aanwezige lucht aangestoken kan worden.
A
De explosiegrens.
B
De zelfontbrandingstemperatuur.
C
Het vlampunt.
Slide 14 - Quizvraag
Hoe kunt u het beste een brand blussen?
A
De wind in de rug.
B
De wind van voren.
C
De wind in de zij.
Slide 15 - Quizvraag
Hoe werkt bluspoeder bij brand?
A
Bluspoeder vormt een schuimlaag die de zuurstoftoevoer afsluit.
B
Bluspoeder heeft een koelende werking.
C
Bluspoeder remt de verbrandingsreactie.
Slide 16 - Quizvraag
In de bedrijfskantine heeft de mouw van de kok vlamgevat. Je besluit de brand te gaan blussen. Welk blusmiddel kun je het best gebruiken?
A
Blusdeken.
B
Brandslang.
C
Brandblusser klasse C.
Slide 17 - Quizvraag
Je bent aan het graven met een graafmachine en trekt een gasleiding stuk die in brand vliegt. Wat voor klasse is deze brand?
A
Klasse C
B
Klasse A
C
Klasse B
D
Klasse D
Slide 18 - Quizvraag
Waarvoor waarschuwt dit bord?
A
Voor een explosiegevaarlijk gebied.
B
Voor een explosief mengsel.
C
Voor een explosieve stof.
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de bluswerking van zand?
A
Zuurstofafsluiting en koeling.
B
Negatieve katalysatie.
C
Zuurstofverdringing.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een belangrijk nadeel van het blussen met gasvormige blusstoffen, zoals koolstofdioxide?
A
Door het blussen koelt de omgevingslucht zeer sterk af.
B
De zuurstofverdringing kan ook verstikkend voor de mensen in de directe omgeving werken.
C
De onverbruikte blusgassen zijn schadelijk voor het milieu.
Slide 21 - Quizvraag
Wat is een kenmerk van een brandbare vloeistof uit klasse 1?
A
Deze vloeistof is licht ontvlambaar.
B
Deze vloeistof is zeer licht ontvlambaar.
C
Deze vloeistof is ontvlambaar.
Slide 22 - Quizvraag
Wat is peroxide?
A
Een brandblusmiddel.
B
Een brandvertragende stof.
C
Een brandbevorderende stof.
Slide 23 - Quizvraag
Wat zijn brandbevorderende stoffen?
A
Stoffen die in combinatie met water zuurstof afgeven.
B
Stoffen die zelf zuurstof afgeven wanneer ze warm worden.
C
Stoffen die kooldioxide afgeven wanneer ze warm worden.