Nectar 2.5 dieren bewegen

2.5 Dieren bewegen
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.5 Dieren bewegen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Huiswerk check
Herhaling
theorie 2.5
Aan de slag
Check nieuwe theorie

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn de 4 functies van het skelet?

Slide 3 - Open vraag

Een bot zonder lijmstof breekt erg snel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag


Hoe heten de groen gekleurde botten?
A
Halswervels
B
Borstwervels
C
Lendewervels
D
Heiligbeen

Slide 5 - Quizvraag

Welke functie heeft de wervelkolom voor het ruggenmerg?
De wervelkolom ...
A
beschermt het ruggenmerg
B
geeft stevigheid aan het ruggenmerg
C
geeft vorm aan het ruggenmerg
D
geleidt het ruggenmerg

Slide 6 - Quizvraag

Er is een foto van Dominique haar arm 
gemaakt.

Sleep naar de botten die je ziet op de röntgenfoto:
Spaakbeen
Opperarmbeen
Ellepijp



middenhands
beentjes



handwortel
beentjes
vingerkootjes

Slide 7 - Sleepvraag


Hoe noemen we nummers 1 en 2?
1
2
A
1 = schouderblad 2 = ribben
B
1 = sleutelbeen 2 = schouderblad
C
1 = schouderblad 2 = sleutelbeen
D
1 = ribben 2 = sleutelbeen

Slide 8 - Quizvraag

je borstbeen hoort bij de pijpbeenderen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Hoe zitten de botjes van de vingers aan elkaar vast?
A
Naden
B
Kraakbeen
C
Vergroeid
D
Gewrichten

Slide 10 - Quizvraag

Waar vind je GEEN kraakbeen in je lichaam?
A
Het oor
B
De neus
C
De onder en bovenkaak
D
De wervelkolom

Slide 11 - Quizvraag

Sommige gewrichten hebben ___________ voor extra stevigheid.
A
gewrichtssmeer
B
gewrichtskapsel
C
gewrichtsbanden
D
kraakbeenlaagje

Slide 12 - Quizvraag

Als je de armbuigspier samentrekt, wordt de onderarm ..1.. getrokken. De arm wordt dan ..2..

Welke woorden passen op de lege plekken?
A
1=omlaag 2=gestrekt
B
1=omlaag 2=gebogen
C
1=omhoog 2=gebogen
D
1=omhoog 2=gestrekt

Slide 13 - Quizvraag

Leerdoelen: na vandaag kan je...
  1. Beschrijven op welke twee manieren gewervelde dieren bewegen
  2. Beschrijven op welke drie manieren zoogdieren bewegen
  3. Voorbeelden geven van aanpassingen van het skelet van zoogdieren aan hun leefwijze  
  4. Beschrijven hoe geleedpotigen bewegen

Slide 14 - Tekstslide

gewervelde dieren

Slide 15 - Woordweb

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

wervelkolom, kop 
en ribben

2 manieren van bewegen
Gewervelde dieren: 5 groepen

Slide 18 - Tekstslide

Heen en weer
De wervelkolom beweegt heen en weer

  • Vissen: golfbewegingen, afzetten tegen het water
  • Amfibieën: zwemmen en/of kruipen met korte poten aan de zijkant van het lichaam
  • Reptielen:  zeer beweeglijke wervelkolom, veel ribben, kronkelen, afzetten tegen de bodem

Slide 19 - Tekstslide

Op en neer
De wervelkolom beweegt op en neer

  • Aan de boven-, en onderkant van de wervelkolom zitten spieren
  • de rug wordt afwisselend hol en bol

  • Vogels
  • Zoogdieren

Slide 20 - Tekstslide

zoogdieren

Slide 21 - Woordweb

Waardoor gaan zoogdieren zo snel?
reptielen, vissen en amfibieën kruipen met de buik op de grond.

zoogdieren hebben poten recht onder hun lichaam:
1. topgangers (lopen op de toppen van de tenen, daardoor lange poten, heel snel, prooidieren)
2. teengangers (lopen op de tenen, alle teenkootjes komen op de grond, ook snel, roofdieren)
3. zoolgangers (lopen op hun hele voet, zijn daardoor heel stabiel, kunnen daardoor op achterpoten lopen, niet zo snel)

Slide 22 - Tekstslide

Hoe zoogdieren lopen

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Tekstslide

Paragraaf 2.5 Dieren bewegen

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Allersnelste zoogdier is het jachtluipaard: een teenganger
Door zijn soepele wervelkolom kan hij zijn rug heel hol en heel bol maken

Slide 30 - Tekstslide

Aanpassingen van het skelet aan de leefwijze
de zoogdieren hiernaast hebben allemaal hetzelfde bouwplan
schedel-wervelkolom-ribben

de vorm van de ledematen verschilt: aangepast aan de leefwijze

voorbeelden hiervan zijn de handen en armen van de dieren hiernaast.

Maar denk ook aan de soepele wervelkolom van het jachtluipaard en de hoge poten van een gazelle

Slide 31 - Tekstslide

geleedpotigen

Slide 32 - Woordweb

geleedpotigen
krabben, kreeften en insecten

Slide 33 - Tekstslide

Hoe bewegen geleedpotigen?

  • uitwendig skelet 
  • NIET van been MAAR van chitine
  • poten bestaan uit verschillende delen 
  • gewrichten zitten ertussen, uitwendig
  • spieren zitten ertussen, inwendig
  • buig-, en strekspier werken samen

Slide 34 - Tekstslide

Maken 2.5 Dieren bewegen


Even herhalen....

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Hoeveel groepen gewervelden zijn er?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 41 - Quizvraag

Bij beweging van de vis beweegt de wervelkolom...
A
Van links naar rechts
B
Van boven naar beneden
C
Helemaal niet
D
In alle richtingen

Slide 42 - Quizvraag

De wervelkolom van amfibieën beweegt anders in het water dan op het land
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quizvraag

Reptielen hebben een erg beweeglijke wervelkolom
A
Waar
B
Niet waar

Slide 44 - Quizvraag

Waar hoort een hert bij?
A
Zoolgangers
B
Teengangers
C
Hoefgangers/Topgangers

Slide 45 - Quizvraag

waar hoort een kat bij?
A
Zoolgangers
B
Teengangers
C
Hoefgangers/Topgangers

Slide 46 - Quizvraag

Welke dieren zijn zoolgangers?
A
Mens en kameel
B
Mens en beer
C
Kameel
D
Geen van allen

Slide 47 - Quizvraag

Welk nadeel heb je als zoolganger?
A
de hele zool wordt gebruikt bij het lopen
B
je zakt makkelijk weg in de bodem
C
je bent niet zo snel
D
je hebt geen knie

Slide 48 - Quizvraag

Belangrijke punten voor PW
  • Niet alleen lezen!!!

  • Oefenen, oefenen, oefenen
  1. Oefentoets digitale methode
    (hele hoofdstuk)
  2. www.biologiepagina.nl (hele hoofdstuk + losse onderdelen)

  • Begrippenlijst maken van de dikgedrukte woorden


Slide 49 - Tekstslide