Controleer de ademhaling:
• Breng het hoofd van het slachtoffer iets achterover met
je hand op het voorhoofd.
• Duw met de toppen van je wijsvinger en middelvinger
van je andere hand de kin van het slachtoffer omhoog.
Zo maak je de luchtweg vrij. Druk niet in het zachte deel
onder de kin; dan belemmer je de luchtweg juist.
• Houd je wang boven de mond van het slachtoffer en voel
of je een luchtstroom voelt. Kijk ook of de borst van het
slachtoffer omhoog en omlaag gaat.