Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Formuleren par. 5
Formuleren paragraaf 5
Doelen: Je kan/je weet de regels voor het gebruik van de verwijswoorden hun/hen, dat/wat en waarmee/met wie.
Luister eens!
1 / 11
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
In deze les zitten
11 slides
, met
interactieve quiz
en
tekstslides
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Formuleren paragraaf 5
Doelen: Je kan/je weet de regels voor het gebruik van de verwijswoorden hun/hen, dat/wat en waarmee/met wie.
Luister eens!
Slide 1 - Tekstslide
In paragraaf 2 en 3 heb je al meer geleerd over verwijswoorden.
In paragraaf 4 gaat het over
lastige verwijswoorden
. Dit zijn ook woorden die terug wijzen naar iets wat eerder genoemd is.
Luister eens!
Slide 2 - Tekstslide
Verwijswoorden : herhaling
Slide 3 - Tekstslide
Dit tafeltje wil niet bij de tv staan, maar ik blijf proberen, want ik wil dat ......past.
A
hij
B
zij
C
het
D
niets
Slide 4 - Quizvraag
Wanneer gebruik je het verwijswoord hen? Sowieso bij meervoud!
Vaak worden hen en hun verkeerd gebruikt.
Hen
gebruik je als lijdend voorwerp:
Ik | help |
hen
| liever niet | met wiskunde.
O pv lv bwb bwb
Hen
gebruik je na een voorzetsel.
Ik geef aan
hen
een cadeau.
zww vz blw zn
Luister eens!
Slide 5 - Tekstslide
Wanneer gebruik je het verwijswoord hun?
Hun
gebruik je als bezittelijk voornaamwoord. Dat is wanneer iets van iemand is (bezit).
Dat is
hun
auto
. Hun is hier een bezittelijk voornaamwoord, want het geeft aan van wie de auto is.
Hun
gebruik je ook als meewerkend voorwerp
zonder
voorzetsel: dus als
aan
en
voor
niet in de zin staan.
Ik geef
hun
een cadeau. maar: Ik geef
aan hen
een cadeau.
Luister eens!
Slide 6 - Tekstslide
Oefenen
In de volgende slide is een linkje toegevoegd. Bekijk de video en maak de quiz die eronder staat.
Slide 7 - Tekstslide
https:
Slide 8 - Link
Dat of wat?
Dat
gebruik je als je verwijst naar het-woorden. Zie hiervoor par. 2.
Wat
gebruik je om te verwijzen naar:
dat of datgene:
Dat wat
je nu zegt, lijkt mij niet waar.
alles, niets, iets, het enige:
Alles wat
hij zegt is waar/
Niets
van
wat
hij zegt is waar.
een overtreffende trap (mooi-mooier-mooist): Het
mooiste wat
er is.
Een hele zin: Marije eet altijd pizza,
wat
niet heel gezond is.
Luister eens!
Slide 9 - Tekstslide
Waar + voorzetsel of voorzetsel + wie?
Als je verwijst naar dieren of dingen verwijs je met
waar + een voorzetsel
:
De hond
waarmee
ik loop is lief.
Het huis
waarover
ik je vertelde is verkocht.
Als je verwijst naar een mens dan gebruik je een
voorzetsel + wie:
Het meisje
op wie
ik verliefd ben, loopt daar.
Luister eens!
Slide 10 - Tekstslide
Opdrachten maken
Blz. 238 theorie lezen
samen opdr. 1
voorbespreken opdr. 2 t/m 4
Begin nu met de opdrachten van Formuleren par. 5.
Slide 11 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
1H1 donderdag 22 juni 2023
Juni 2023
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1H2 maandag 26 juni 2023
Juni 2023
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
8 april - lastige verwijswoorden
Mei 2024
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
1H2 woensdag 28 juni 2023 les 1
Juni 2023
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1H1 woensdag 28 juni 2023
Juni 2023
- Les met
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Nederlands hfd 6 verwijswoorden hen/hun
Mei 2020
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
havo 3-formuleren-fouten met verwijswoorden
November 2023
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
V3 - H2 formuleren - fouten met verwijswoorden
Januari 2023
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3