Les devoirs.
Vóór de les: fais les exercices 24ade, 25, 26. Apprends vocabulaire F. Corriges les devoirs (= kijk het huiswerk na). Net als de vorige keer, kijk je zelf je huiswerk na. In de bijlage kun je de antwoorden vinden. Je kijkt ook de opdrachten van bron A na: exercices 4, 5, 6, 7.