Spelling par. 5 en start 6

Programma

1) Expertgroep 1: presentatie 6 woorden
2) LessonUp-vragen
3) Nakijken huiswerk
4) Bespreken theorie paragraaf 6
5) Huiswerk
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma

1) Expertgroep 1: presentatie 6 woorden
2) LessonUp-vragen
3) Nakijken huiswerk
4) Bespreken theorie paragraaf 6
5) Huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Samenstellingen
Je schrijft een tussen 'n' als

A
het linkerdeel van het woord een werkwoord is.
B
het linkerdeel een bijvoeglijk naamwoord versterkt.
C
het linkerdeel een zelfst. naamwoord is met alleen een meervoud op -en.
D
het linkerdeel geen meervoudsvorm heeft.

Slide 2 - Quizvraag


Wat is de juiste spelling?
A
ziektenverzuim
B
ziekteverzuim

Slide 3 - Quizvraag


Wat is de juiste spelling?
A
tarwebrood
B
tarwenbrood

Slide 4 - Quizvraag


Wat is de juiste spelling?
A
kranteartikel
B
krante-artikel
C
krantenartikel

Slide 5 - Quizvraag


Wat is de juiste spelling?
A
dwingeland
B
dwingenland

Slide 6 - Quizvraag


Wat is de juiste spelling?
A
zonnewijzer
B
zonnenwijzer

Slide 7 - Quizvraag


Wat is de juiste spelling?
A
reuzenleuk
B
reuzeleuk

Slide 8 - Quizvraag


Wat is de juiste spelling?
A
startschot
B
startsschot

Slide 9 - Quizvraag

Bespreken opdracht 2 en 3 op blz. 257

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2
  •  a eendenkroos
  • b fietsenrek
  • c gerstenat
  • d hogeschool
  • e lachebek
  • f kattenbak
  • g reuzeleuk
  • h ruggenprik
  • i spinnenweb
  • j spinnewiel
  • k weduwepensioen
  • l zonneschijn

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 3
  • a belastingschuld
  • b beroepsspeler
  • c levensschets
  • d machtsstrijd
  • e oorlogsschip
  • f publieksjury
  • g rechtspraak
  • h schoolschrift
  • i staatssecretaris
  • j tabakszaak
  • k stationschef
  • l winkelsluiting

Slide 12 - Tekstslide

Theorie spelling H6: aan elkaar of los?
Een samenstelling is een combinatie van woorden die samen een nieuw woord vormen. 
keuken + kast = keukenkast,
courgette + soep = courgettesoep
dorp + plein = dorpsplein
politie + uniform = politie-uniform
Samenstellingen worden in het Nederlands aan elkaar geschreven (waarbij je soms een koppelteken of tussenletter moet toevoegen, zoals een 'e', '(e)n) of 's'.)

Samenstellingen hebben 1 klemtoon.
Keúken + kást = keúkenkast en niet keúkenkást. Probeer het zelf maar eens met courgettesoep!

Slide 13 - Tekstslide

Deze woorden schrijf je aan elkaar:
  • Samenstelling van twee of meer woorden (lagelonenlanden, rodekoolsalade)
  • er, hier, daar, waar + voorzetsel (erna, hierdoor, daarvoor, waarmee)
  • getallen met honderd en duizend (zesduizend, maar niet met miljoen: drie miljoen)
  • vaak voorkomende samengestelde werkwoorden (kapotmaken, pianospelen, thuiskomen, theezetten, maar fluit spelen, thee inschenken)
  • veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord  als tweede deel (dichtbevolkt, hooggelegen)
  • twee delen van een splitsbaar werkwoord die in dezelfde volgorde naast elkaar staan als in de infinitief (Thuiskomen/opendoen: Toen zij thuiskwam, heb ik de deur opengedaan).

Slide 14 - Tekstslide

Maken/Huiswerk
Klassikaal doen we opdracht 1 op blz. 258
 Huiswerk is:
 opdracht 4 op blz. 257 en opdracht 2 (en 3) op blz. 258.
Let op:
Morgen is groep 2 met de presentatie van de 6 woorden uit de cursus woordenschat aan de beurt.

Slide 15 - Tekstslide