Een citaat eindigt met vraagteken, uitroepteken, komma OF punt.
'Wat vind jij?' vroeg Jan.
'Stop daarmee!' riepen zij.
'Ik ga niet mee' , zei Loes. Let op: de komma staat achter het leesteken, want het citaat is afgelopen, maar de zin nog niet.
'Vind jij,' vroeg Jan, 'dat ik het moet doen?' (Vind jij dat ik het moet doen?)
'Stop daarmee,' riepen zij, 'en ga nu naar huis!' (Stop daarmee en ga nu naar huis!)
'Ik ga niet mee, ' zei Loes, 'en ik ga morgen ook niet.' (Ik ga niet mee en ik ga morgen ook niet.)
Hier staat de komma voor het leesteken, want het citaat is nog niet afgelopen. Aan het eind van de zin komt een punt.