Uitleg fictiedossier, opdracht fictie

Uitleg fictiedossier, aanvullen fictiedossier
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Uitleg fictiedossier, aanvullen fictiedossier

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

  • Je weet hoe je volgende boekverslag eruit moet zien.
  • Je weet hoe je totale fictiedossier (klas 4) eruit moet zien. 
  • Je weet hoe ik je boekverslag beoordeel.
  • Je kunt vragen stellen over het maken van je volgende boekverslag. 


Slide 2 - Tekstslide

Fictiedossier klas 3 (en 4)

- Uitwerken boekverslagen voor het mondeling examen (klas 4).

- In klas 3 en 4 een verplicht boek (De jongen op de berg klas 3, Kinderjaren klas 4).

- Alles op tijd inleveren via SOM en op papier (1 bij niet voldaan).

- Alles moet zijn ingeleverd, anders mag je niet over naar klas 4.


Keuzemogelijkheden:

- Één jeugboek

- Één vertaling

- Één vrije keuze

Voor de rest lees je volwassen literatuur.

 

Slide 3 - Tekstslide



Genre
Boeken behoren tot een genre.
Dit is het soort verhaal.


Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 4 - Tekstslide

Thema
Het thema is het onderwerp van het verhaal.

Dit moet je kunnen noemen in één woord.
In een verhaal kunnen meerdere thema's voorkomen.

Slide 5 - Tekstslide

tijd in verhalen
  • chronologisch - van begin tot eind
  • terugverwijzing -vooruitwijzing
  • Zijn erg kort. Het verhaal stopt eigenlijk niet. 
Niet chronologisch:
  • terugblikken- flashback
  • Langer dan een terugverwijzing
  • het verhaal wordt onderbroken. 

Slide 6 - Tekstslide

Theorie personages


Bijpersoon

- Flat character
- Je leert maar een paar karaktereigenschappen kennen. 
- Veranderen niet.
- Reageren vaak voorspelbaar.
Hoofdpersoon

- Round character
- Je leert verschillende karaktereigenschappen kennen.
- Veranderen wel. 
- Reageren niet steeds hetzelfde.
- Je leest meestal gedachten en gevoelens.

Slide 7 - Tekstslide

Uitwerking personages
  • Wie is de hoofdpersoon?
  • Hoe is zijn karakter? (dus geen uiterlijke kenmerken)
  • Noem een aantal eigenschappen
  • Hoe is de karakterontwikkeling? Hoe verandert iemand in het verhaal? 
  • Noem ook een aantal bijpersonen, is dit een karakter of een type etc. 

Slide 8 - Tekstslide

Perspectief
  • ik-perspectief
  • personaal perspectief
  • alwetende verteller

Slide 9 - Tekstslide

Eigen mening
Als je een boek gelezen hebt, heb je daar een mening over. 

Je kunt beoordelingswoorden gebruiken om je mening te beschrijven. 
NOOIT DAAROM, ALTIJD WAAROM!!!

Slide 10 - Tekstslide

Nu mag je lekker lezen!!

Slide 11 - Tekstslide