Grammar: Present Simple

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer?
"Als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurd"

Signaalwoorden: always, never, often, usually, regularly, sometimes

EX. I always eat breakfast. = Ik eet altijd ontbijt.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe?
Bij bevestigende (+) zinnen:
  • Alle personen: stam van het werkwoord 
  • He / she / it: stam + s

1. I eat breakfast every day.
2. He / she / it eats breakfast every day.
3. We / you / they eat breakfast every day.

Slide 3 - Tekstslide

(+) She ________ (drink) coffee every morning.
A
drink
B
drinks

Slide 4 - Quizvraag

(+) They _____ (work) 4 days a week.
A
works
B
work

Slide 5 - Quizvraag

Hoe?
Bij ontkennende (-) zinnen:
  • Alle personen: do not/don't + stam 
  • He / she / it: does not/doesn't + stam

1. I don't eat breakfast every day.
2. He / she / it doesn't eat breakfast every day.
3. We / you / they don't eat breakfast every day.

Slide 6 - Tekstslide

(-) We ________ (not, go) to the gym twice a week.
A
don't go
B
doesn't go

Slide 7 - Quizvraag

(-) Jonathan _____ (not, say) everything to me.
A
don't say
B
doesn't say

Slide 8 - Quizvraag

Hoe?
Bij vragende (?) zinnen:
  • Alle personen: do (vooraan de zin) + stam 
  • He / she / it: does (vooraan de zin) + stam

1. Do I eat breakfast every day?
2. Does he / she / it eat breakfast every day?
3. Do we / you / they eat breakfast every day?

Slide 9 - Tekstslide

(?) _____ Sarah _____ (brush) her teeth every day?
A
do brush
B
does brush
C
does brushes

Slide 10 - Quizvraag

(?) _____They _____ (live) in London?
A
do live
B
does live
C
does lives

Slide 11 - Quizvraag

Uitzonderingen!
Werkwoorden eindigend op een S-klank:
  • I watch - he / she / it watches

Werkwoorden eindigend op een medeklinker + Y:
  • I study - he / she / it studies

Slide 12 - Tekstslide

Uitzonderingen!
Werkwoorden eindigend op een -O
  • I go - he / she / it goes

Slide 13 - Tekstslide

(+) Dogs ________ (bark) loudly.

Slide 14 - Open vraag

(-) I ________ (not, enjoy) reading books in my free time.

Slide 15 - Open vraag

(+) He ________ (work) as a doctor in a hospital.

Slide 16 - Open vraag

(?) _____ She _____ (teach) English at a local school?

Slide 17 - Open vraag

(+) The train ________ (arrive) at 9 a.m. every day.

Slide 18 - Open vraag

(+) She _____ (try) to learn a new thing every day.

Slide 19 - Open vraag

Ezelsbruggetje
Na DO/DOES komt altijd het hele werkwoord. Het hele werkwoord heeft geen -S en geen -ING.

Slide 20 - Tekstslide