Herhaling blok 4,5 & 6 Toets

Marktpositie vs Marktpositionering

De marktpositie van een bedrijf  is de plek die een bedrijf heeft in een bepaalde markt, ten opzichte van zijn concurrenten.


En marktpostitionering is de plek die een bedrijf wil innemen op de markt. Dit kan de onderkant, het midden of de bovenkant van de markt zijn.


Een winkel kan zich aan de onderkant van de marktpositioneren maar toch veel beter zijn als zijn concurrenten. De winkel heeft dan wel een sterke marktpositie.


1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Marktpositie vs Marktpositionering

De marktpositie van een bedrijf  is de plek die een bedrijf heeft in een bepaalde markt, ten opzichte van zijn concurrenten.


En marktpostitionering is de plek die een bedrijf wil innemen op de markt. Dit kan de onderkant, het midden of de bovenkant van de markt zijn.


Een winkel kan zich aan de onderkant van de marktpositioneren maar toch veel beter zijn als zijn concurrenten. De winkel heeft dan wel een sterke marktpositie.


Slide 1 - Tekstslide

5 stappen marktpositionering
  • Doelgroep bepalen
  • Producten verkopen
  • Doelgroep benaderen
  • Concurrenten bepalen
  • Je onderscheiden van je concurrenten

Slide 2 - Tekstslide

Prijscalculatie (1/3)
  • Kostprijs= inkoopprijs + bedrijfskosten
Voorbeeld: 
Inkoopprijs is € 80. De bedrijfskosten zijn 60% van de inkoopprijs.  Berekening bedrijfskosten: (€80 / 100) x 60= €48
Kostprijs = inkoopprijs + bedrijfskosten
Kostprijs = € 80 + € 48 = € 128

Slide 3 - Tekstslide

Prijscalculatie (2/3)
  • Netto verkoopprijs = kostprijs + winstopslag
Voorbeeld: 
Kostprijs is € 128. De winstopslag is 40% van de kostprijs. Berekening winstopslag: (€ 128/100) x 40 = €51,20
Netto verkoopprijs= kostprijs + winstopslag
Netto verkoopprijs = € 128 + € 51,20 = € 179,20

Slide 4 - Tekstslide

Prijscalculatie (3/3)
  • Consumentenprijs= netto verkoopprijs + btw
  • Er zijn 3 soorten btw-tarieven. Namelijk, 0%, 9% en 21%. 
Voorbeeld:
Netto verkoopprijs = € 179,20. Het btw-tarief in dit voorbeeld is 21 %. Berekening btw: (€ 179,20/100) x 21 = € 37,63
Consumentprijs= netto verkoopprijs + btw
Consumentenprijs = € 179,20 + € 37,63 = € 216,83

Slide 5 - Tekstslide

Prijs
  • Prijsdrempel: prijsniveau waarbij klanten zich afvragen of ze een product te duur of te goedkoop vinden.
  • Prijsperceptie: beleving die mensen hebben bij de prijs van een product.
  • Price range: verschil tussen de hoogste prijs voor een product en de laagste prijs voor dat product.
  • Price lining: hetzelfde soort product wordt in verschillende prijscategorieën aangeboden van goedkoop naar steeds duurder.
  • Prijsimago: het beeld wat de klanten van een winkel of bedrijf hebben in relatie tot de prijs van de producten die daar worden verkocht.

Slide 6 - Tekstslide

Psychologische prijs

Slide 7 - Tekstslide

Merkimago

Is de verwachting die mensen hebben van een bepaald merk.

Een sterk merkimago zorgt ervoor dat een bepaald product meer wordt verkocht.

Slide 8 - Tekstslide

Merktrouw

Is de mate waarin klanten een bepaald product blijven kopen van een bepaald merk


Slide 9 - Tekstslide

Plaats: de plek waar de afnemer zijn producten kan kopen
  • A-locatie: midden in het winkelcentrum
  • B-locatie: staat aan de weg naar het winkelcentrum
  • C-locatie: locatie niet in de buurt van het winkelcentrum
  • Hoe komt het product bij de consument (vanaf de fabriek gemeten) = distributiekanaal

Slide 10 - Tekstslide

Klantenbinding

Wanneer klanten telkens bij dezelfde winkel hun aankopen doen, is er sprake van klantenbinding


3 vormen van klantenbinding:

  • Financiële binding
  • Sociale binding  --------> Klantloyaliteit
  • Structurele binding

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Communicatie

Communicatie: Is het uitwisselen van informatie.


Persoonlijke communicatie: is het uitwisselen van informatie tussen personen.


Massacommunicatie: is communicatie waarbij een persoon of bedrijf een grote groep mensen bereikt.

Slide 13 - Tekstslide

4 functies van reclame

Slide 14 - Tekstslide

4 vormen van reclame
  • Geprinte reclame
  • Audiovisuele reclame
  • Mond-tot-mondreclame
  • Social media reclame

Slide 15 - Tekstslide

Product

Materiële eigenschappen: zijn de eigenschappen van een product die je kunt meten. Bijvoorbeeld de stof van een t-shirt

Immateriële eigenschappen: Is het gevoel wat iemand heeft bij een bepaald product

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Soorten merken
  • A-merken: Bekent, duur, goede kwaliteit en worden veel gekocht en verkocht in veel winkels. Bijvoorbeeld Coca Cola
  • B-merken: Minder bekent, iets goedkoper, in minder winkels te koop maar kwaliteit vrij goed.
  • Huismerken: Zijn goedkoper dan het B-merk. Hebben de naam van de winkel waar de producten worden verkocht. Bijvoorbeeld AH huismerk of van Jumbo.
  • Eigen merken: goedkoop, minder bekend en worden in beperkt aantal winkels verkocht. Ze worden alleen in een bepaalde winkel verkocht maar dragen niet de naam van de winkel. Denk aan Miss Helen bij Hema.
  • Witte merken/ discountmerken: producten zijn erg goedkoop, een eenvoudige verpakking en worden in weinig winkels verkocht.

Slide 19 - Tekstslide



Omzet

Inkoopwaarde

------------------  --

Brutowinst

Bedrijfskosten

------------------  --

Nettowinst

* Omzet = afzet x verkoopprijs

* Afzet = aantal stuks

* Omzet = verkoopopbrengst

* Voorbeelden van bedrijfskosten: huurkosten, vervoerskosten, reclamekosten etc.

* Negatieve nettowinst noemen we een nettoverlies.

Slide 20 - Tekstslide

Koopkrachtbinding
Als mensen regelmatig producten kopen in een stad of een bepaalde winkel noem je dat koopkrachtbinding

Slide 21 - Tekstslide

Inflatie
Inflatie betekent een algemene prijsstijging van goederen en diensten.

Door inflatie wordt de koopkracht kleiner, als je inkomen niet net zoveel stijgt als de inflatie.

Het tegenovergestelde van inflatie noemen we DEFLATIE.

Slide 22 - Tekstslide

Winkelvormen
  • Discount winkel: zelfbedieningswinkel, met goedlopende artikelen tegen lage prijzen en ze bieden weinig service.
  • Marktkraam: kraampje op de markt.
  • Rijdende winkel: winkel op wielen zonder een vaste standplaats. 
  • Speciaalzaak: winkel die alleen bepaalde artikelen verkoopt.
  • Supermarkt: zelfbedieningswinkel waar voedingsmiddelen en huishoudelijke artikelen worden verkocht. (AH, Jumbo, Hoogvliet)
  • Warenhuis: worden bijna alle soorten producten verkocht. (Hudson Bay)
  • Webwinkel: producten worden online verkocht

Slide 23 - Tekstslide