naamvallen 1e 3e en4e

VWO 2
Was machen wir heute?

- wir lernen den 3. Fall kennenlernen und in Aufgaben anwenden

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VWO 2
Was machen wir heute?

- wir lernen den 3. Fall kennenlernen und in Aufgaben anwenden

Slide 1 - Tekstslide

Welke naamval is het onderwerp?
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e

Slide 2 - Quizvraag

Welke naamval is altijd het lijdend voorwerp?
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e

Slide 3 - Quizvraag

deze/dit
welke
elke,iedere
alle
sommige
zulke/zo'n
dies-
welch-
solch-
manch-
jed-
all-

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Tekstslide

Verandering van het lidwoord
1e (ond)-> 4e naamval (lv) 
!der -> den- Der Mann läuft.- Ich sehe den Mann laufen.
die -> die-    Die Frau läuft.- Ich sehe die Frau laufen.
das -> das-  Das Mädchen läuft. - Ich sehe das Mädchen laufen.
die-> die - Die Menschen laufen. - Ich sehe die Menschen laufen.

Slide 6 - Tekstslide

3e naamval (meew.vw)
Het mw vind je door vóór het zinsdeel aan of voor te zetten of weg te laten.

Ik geef aan de moeder bloemen.
de moeder is meew.vw.
Ik heb het haar verteld
haar is meew. vw

Slide 7 - Tekstslide

Mijn vader schenk ik een kop koffie in.
mee. vw is?
A
mijn vader
B
ik
C
kop koffie
D
ik weet t niet

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Welke uitgang krijgt dies- als het zelfstandig naamwoord mannelijk is? (Nominativ)

Slide 10 - Open vraag

Welke uitgang krijgt all- als het zelfstandig naamwoord mannelijk is? (Akkusativ)

Slide 11 - Open vraag

Voorzetsel met de 3e naamval
MIT

Slide 12 - Tekstslide

Ich gehe mit ____ (onze) Tante in die Stadt.
A
unserer
B
unsere
C
unser
D
uns

Slide 13 - Quizvraag

Mit _____ (deze) Menschen (mv) kann ich nicht arbeiten
A
dieser
B
dieses
C
diesem
D
diesen

Slide 14 - Quizvraag

Ich kann mit ______ (de) Freundin nicht sprechen.
A
der
B
die
C
das
D
die

Slide 15 - Quizvraag

Woran erkennst du ein starkes Verb (sterk werkwoord)?

Slide 16 - Open vraag

Sterke werkwoorden
  • Klinkerwisseling
  • Nederlands sterk > Duits meestal ook sterk
  • Je kan een lijst  leren


Slide 17 - Tekstslide

Bij sterke werkwoorden met een a-klank verandert
A
a ->ä
B
a-> i
C
er verandert niets

Slide 18 - Quizvraag

Bij sterke werkwoorden met een korte e-klank in de stam:
A
e->ie
B
e-> ee
C
e->i

Slide 19 - Quizvraag

Bij sterke werkwoorden verandert met een lange e-klank:
A
e->i
B
e->ie
C
e->ee
D
er verandert niets

Slide 20 - Quizvraag

Was sind die Außnahmen (uitzonderingen), die nur ein "i" bekommen? (3)

Slide 21 - Open vraag

Hij rijdt
A
er fahrt
B
er fährt

Slide 22 - Quizvraag

jij ziet
A
du siehst
B
du sehst

Slide 23 - Quizvraag

zij geeft
A
sie giebt
B
sie gebt
C
sie gibt

Slide 24 - Quizvraag

u leest
A
Sie liest
B
Sie lezen
C
Sie lehst
D
Sie Lesen

Slide 25 - Quizvraag

jij gaat

Slide 26 - Open vraag

jij eet

Slide 27 - Open vraag

het loopt

Slide 28 - Open vraag