signaalwoorden, argumenten, overtuigen

overtuigen
overtuigen 
a- iemand dezelfde mening geven als jij hebt
b- iemand iets laten doen (wat zij misschien anders niet zou doen)
a  Hij overtuigt zijn broer van de noodzaak om gezond te eten.
b  Zij overtuigde mij dat het belangrijk is om te gaan stemmen.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands voor anderstaligenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

overtuigen
overtuigen 
a- iemand dezelfde mening geven als jij hebt
b- iemand iets laten doen (wat zij misschien anders niet zou doen)
a  Hij overtuigt zijn broer van de noodzaak om gezond te eten.
b  Zij overtuigde mij dat het belangrijk is om te gaan stemmen.

Slide 1 - Tekstslide

overtuigen en argumenten
Je kunt iemand overtuigen met argumenten.
                                                           interpunctie
Vitamine C is belangrijk voor het lichaam      
- je weerstand wordt hoger, daardoor word je minder gauw ziek
- je lichaam kan ijzer makkelijker opnemen, daardoor word je minder snel moe

Slide 2 - Tekstslide

signaalwoorden van argument
Deze signaalwoorden melden dat er een reden komt, een 'waarom is dat belangrijk'.
Voor het signaalwoord komt meestal een komma.
A      , want ik vind dat lekker.
B      , omdat je dan beter kunt slapen.
C      , daarom ga ik vroeg naar bed.
B      , aangezien de cliënt dat prettig vindt.

Slide 3 - Tekstslide

signaalwoorden van argument, de plaats van  onderwerp & persoonsvorm van het werkwoord
Deze signaalwoorden melden dat er een reden komt, een 'waarom is dat belangrijk'.
Voor het signaalwoord komt meestal een komma.
A      , want ik vind dat lekker.
B      , omdat je dan beter kunt slapen.
C      , daarom ga ik vroeg naar bed.
B      , aangezien de cliënt dat prettig vindt.

Slide 4 - Tekstslide

voorbeeld-zinnen met signaalwoorden
- in Blackboard
.dienstverlener ZW 2020-2021
.bij je loopbaancursus

- op papier: signaalwoorden van argument en reden

Slide 5 - Tekstslide

kies de correcte woordvolgorde

Hij kan zijn schoenveters niet strikken
timer
2:00
A
, omdat hij last van zijn rug heeft.
B
, omdat heeft hij last van zijn rug.
C
, want hij last van zijn rug heeft.
D
, want heeft hij last van zijn rug.

Slide 6 - Quizvraag

kies de correcte woordvolgorde
Ik maak een praatje met de cliënt
timer
2:00
A
, want dat zij vindt gezellig.
B
, want vindt zij dat gezellig.
C
, want zij vindt dat gezellig.
D
, want gezellig zij vindt dat.

Slide 7 - Quizvraag

kies de correcte woordvolgorde
Vandaag zijn er drie medewerksters ziek
timer
2:00
A
, daardoor wij hebben weinig tijd.
B
, daardoor hebben wij weinig tijd.
C
, daardoor wij weinig tijd hebben.
D
, daardoor weinig tijd wij hebben.

Slide 8 - Quizvraag

Gebruik een signaalwoord van argument om de zin af te maken. (, want, omdat, daardoor)
Ik vond de vakantie positief ....
timer
2:00

Slide 9 - Open vraag

Gebruik een signaalwoord van argument om de zin af te maken. (, want, omdat, daardoor)
Het is een goed idee om deze opleiding te gaan doen ...
timer
2:00

Slide 10 - Open vraag

Gebruik een signaalwoord van argument om de zin af te maken. (, want, omdat, daardoor)
Ik wil dat jullie je aan de 1,5 meter-maatregel houden .....
timer
2:00

Slide 11 - Open vraag

Gebruik een signaalwoord van argument om de zin af te maken. (, want, omdat, daardoor)
Ik ben geschikt voor dit beroep ...
timer
2:00

Slide 12 - Open vraag

Gebruik een signaalwoord van argument om de zin af te maken. (, want, omdat, daardoor)
Het is van belang om afval te scheiden ...
timer
2:00

Slide 13 - Open vraag

Gebruik een signaalwoord van argument om de zin af te maken. (, want, omdat, daardoor)
Het is verstandig om de bijsluiter te lezen ...
timer
2:00

Slide 14 - Open vraag