In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Overtuigen- betoog
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welk standpunt draagt deze poster uit en wat is het belangrijkste argument?
Slide 3 - Open vraag
Aan het werk
theorie hoofdstuk 4
Slide 4 - Tekstslide
Standpunt
Essentie van een overuigende tekst is het standpunt.
Kan voor of achter een argument staan.
Soms herkenbaar aan signaalwoorden, zoals: volgens mij, mijns inziens, ik denk dat, mijn conclusie is dat, dan ook, dus, kortom en werkwoorden als 'vinden' en 'moeten'.
het standpunt wordt niet altijd expliciet genoemd. Bijvoorbeeld: Het is toch raar dat je bij Nederlands geen vertaalde boeken mag lezen?
Slide 5 - Tekstslide
Argument
Om anderen te overtuigen van je standpunt gebruik je argumenten.
Argumenten kunnen feitelijk (controleerbaar) of waarderend (oordeel) zijn.
Argumenten herken je soms aan redengevende signaalwoorden, zoals: aangezien, immers, want, namelijk, omdat en :
De onderbouwing van een argument kan volgen na een signaalwoord van voorbeeld, zoals: bijvoorbeeld, dat wil zeggen, denk aan , neem, zo, zoals en ter illustratie
Slide 6 - Tekstslide
Argumentatiestructuren
Slide 7 - Tekstslide
5 argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
Nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)
Onderschikkende argumentatie
Nevenschikkende en onderschikkende argumentatie
Slide 8 - Tekstslide
1) Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.
HET WAS EEN LEUKE LES
⇑ signaalwoorden: want / omdat / aangezien / immers
DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI
Slide 9 - Tekstslide
2) Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. Bij onafhankelijkeargumenten staat ieder argument los van het andere Deze vorm van argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.
Slide 10 - Tekstslide
3) Bij nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie, kan het ene argument niet zonder het andere argument: ze zijn van elkaar afhankelijk
Ik ga niet studeren in Leiden.
Mijn broer woont daar en ik wil niet in dezelfde stad wonen als mijn broer.
Slide 11 - Tekstslide
4) Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument (ketenargumentatie).
Slide 12 - Tekstslide
5) nevenschikkende en onderschikkende argumentatie
Je kunt natuurlijk ook een combinatie hebben van nevenschikkende argumentatie (meerdere argumenten), die ondersteund worden met onderschikkende argumenten (subargumenten).
Slide 13 - Tekstslide
Standpunt en argument
Let op:
argument is niet hetzelfde als argumentatie
Slide 14 - Tekstslide
Tegenargument en weerlegging
Slide 15 - Tekstslide
Tegenargument en weerlegging
Tegenargument
Laat zien dat stelling onjuist is.
Weerlegging
Laat zien dat argument onjuist is.
Slide 16 - Tekstslide
Je moet stoppen met roken, het is slecht voor je
Slide 17 - Tekstslide
Je moet stoppen met roken, het is slecht voor je
Tegenargument (stelling onjuist)
Ik moet helemaal niet stoppen met roken, dan verdient de tabaksindustrie geen geld meer
Weerlegging (argument onjuist)
Roken is helemaal niet ongezond, ik heb minder stress als ik rook
Slide 18 - Tekstslide
Tegenargument (stelling onjuist)
Het wordt soms aangekondigd door een tegenstellend signaalwoord, zoals: maar, toch, daarentegen, hoewel, aan de andere kant en tegenover.
Slide 19 - Tekstslide
Wapens moeten ook in Nederland te koop zijn. Zij beschermen jou tegen overvallers.
Bovendien maken ze indruk op je vrienden.
A
weerlegging
B
tegenargument
C
nevenschikkend argument
D
onderschikkend argument
Slide 20 - Quizvraag
Amsterdam is de mooiste stad van Nederland. Dat komt door de grachten. Het is daardoor wel druk met toeristen. Daarentegen, levert dit wel geld op voor de ondernemers aan die grachten.
A
weerlegging
B
tegenargument
C
nevenschikkend argument
D
onderschikkend argument
Slide 21 - Quizvraag
Max Verstappen is op dit moment de beste coureur van de wereld. Alle F1-auto's zouden dezelfde motor moeten hebben. Hierdoor worden de races spannender.
De auto-industrie heeft hier echter niets aan.
A
weerlegging
B
tegenargument
C
nevenschikkend argument
D
onderschikkend argument
Slide 22 - Quizvraag
's Avonds mogen wij niet meer sporten in clubverband. Dit is heel slecht voor de gezondheid van de mensen. De sportclubs moeten daarom weer openen.
Hierdoor wordt de conditie van iedereen beter.
A
weerlegging
B
tegenargument
C
nevenschikkend argument
D
onderschikkend argument
Slide 23 - Quizvraag
Oplossen of beslechten
Oplossen
Tegenstanders bereiken een akkoord, vaak een compromis