Year lesson 40

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Hello again!

To do:

Finish grammar chpt 5

Work to do

Like & As + Articles

Welk van de onderstaande woorden zijn 'articles'?

1. de, het, een
2. at, to
3. the, a
4. at, the, as

Like en As betekenen?

1. Net leuk
2. Als
3. Net
4. Net als

LIKE / AS

Like en as worden gebruikt om een vergelijking te maken tussen twee mensen of dingen. 

LIKE/AS

Like wordt gebruikt om iets te zeggen over zelfstandig naamwoorden en persoonlijke voornaamwoorden.

As wordt gebruikt bij bijzinnen en voorzetsels.

Tb page 98

Voorbeelden

Like:

It tastes like chocolate. (voor een zelfstandig naamwoord)

She looks like you. (voor een persoonlijk voornaamwoord(

As:

it often rains here, as it does in Amsterdam.(bijzinnen)

As in 2014, the band topped the charts. (voorzetsels)

He cooks ______ a chef.

1. like
2. as

He is working ______ a supervisor.

1. like
2. as

Articles: The

We kennen in het Nederlands drie lidwoorden: de, het, een.

In het Engels zijn er twee lidwoorden: the, a.

Vandaag gaan we meer leren over het gebruik van the, dit wordt in het Nederlands vertaald met de of het.

Let op: In het Engels wordt niet altijd een lidwoord gebruikt!

The wordt niet gebruikt bij:

• Jaargetijden
• Maaltijden
  
• Leden van een groep
  
• Achter: Both, All en Most
  
• Voor: titels
  
• Aardrijkskundige plekken
  
• Vaste uitdrukkingen 

The wordt wel gebruikt bij: 

• Als het gaat over iets specifieks of bijzonders!
• Als het gaat over een hele groep.
• Als een naam zelf een lidwoord bevat.
• In sommige vast uitdrukkingen (Let op: betekenis kan veranderen)

His flight is due to arrive at.....Heathrow Airport.

1. x
2. the

I liked ........ restaurant we went to last week.

1. x
2. the

My favourite holiday was my trip to _____ New Zealand.

1. x
2. the

.........cube houses in Rotterdam are visited regularly by tourists.

1. x
2. the

It's hot so I'm going to .......Scheveningen.

1. x
2. the

They went to Wales by.........bus.

1. x
2. the

My best friend comes from .......Netherlands

1. x
2. the

I like........food in general.

1. x
2. the

He speaks ____ a native speaker.

1. Like
2. As

He seems smart ____ a fox.

1. Like
2. As

My friend thinks ____ I do.

1. Like
2. As

Please don't use my plate ____ an ashtray.

1. Like
2. As

____ a parent, please let me tell you...

1. Like
2. As

I look ____ my father.

1. Like
2. As

Wat vind je nog moelijk?

Work to do:

Wb page 44-45

Exercise

26,27,28