Hoofdstuk 2: 2.2 Warmte en temperatuur

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het absolute nulpunt?
A
0 graden Celsius
B
273 graden celsius
C
0Kelvin
D
-273 Kelvin

Slide 4 - Quizvraag

Welke grootheid hoort bij Kelvin?
A
Lengte
B
Massa
C
Gewicht
D
Temperatuur

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel Kelvin is 100 graden Celsius
A
373
B
173
C
73
D
-273

Slide 6 - Quizvraag

Welke temperatuur is het koudst ?
A
10 graden celsius
B
80 graden Fahrenheit
C
273 Kelvin

Slide 7 - Quizvraag

oefenen met omrekenen van graden Celsius naar Kelvin:
15 graden Celsius =
A
-258 K
B
15 K
C
288 K
D
268 K

Slide 8 - Quizvraag

oefenen met omrekenen van Kelvin naar graden Celsius:
47 K =
A
32 graden Celsius
B
320 graden Celsius
C
- 126 graden Celcius
D
-226 graden Celsius

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Q is Energie

Slide 12 - Tekstslide

Energie verbruik

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de formule om het energieverbruik te berekenen?
A
E = P : t
B
E = t : P
C
E = P x t

Slide 16 - Quizvraag

Een lamp van 50 W brandt van 18.00 tot 21.30 uur. Bereken het energieverbruik.

P = 0,05 kW t = 3,5 h E = P x t
A
0,175 kW
B
0,175 h
C
0,175 kWh
D
0,175 hKw

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Het symbool voor vermogen is ......
A
t
B
U
C
P
D
I

Slide 20 - Quizvraag

Waarin meet je het vermogen?
A
Ampère
B
Volt
C
Watt
D
Uren

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting E?
A
Energieverbruik
B
Vermogen
C
Elektriciteit
D
Tijd

Slide 22 - Quizvraag

Van welke factoren hangt het vermogen van een elektrisch apparaat af?
A
Stroomsterkte en tijd
B
Vermogen en spanning
C
Spanning en tijd
D
Spanning en stroomsterkte

Slide 23 - Quizvraag

Aan de slag
Lees 2.2 en maak de opdrachten.

Slide 24 - Tekstslide