Herhaling spelling

Lesdoelen
Je weet wat je moet leren voor de eindtoets.
Je oefent nogmaals met het koppel-, weglatingsteken en samenstellingen.

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
Je weet wat je moet leren voor de eindtoets.
Je oefent nogmaals met het koppel-, weglatingsteken en samenstellingen.

Slide 1 - Tekstslide

Leesvaardigheid
  1. H1: Kernzinnen 
  2. H2 + 3: Tekstverbanden en signaalwoorden
  3. H4: Feiten, meningen en argumenten
  4. H5: Kritisch lezen
  5. H6: Publiek bij een tekst bepalen

Alle theorie van 1V en 2V kennen en kunnen toepassen! Theorie uit 1V staat achterin bij De Brug. 

Slide 2 - Tekstslide

Beeldspraak
H1 Theorie woordenschat: vergelijking, metafoor en personificatie

H2 Theorie woordenschat: metonymie

Slide 3 - Tekstslide

Spelling
H1 - 6 Werkwoordspelling 

 
H3 Spelling: koppel- en weglatingsteken
H4 Spelling: tussen -s en -en in samenstellingen
H6 Spelling: samenstellingen

Slide 4 - Tekstslide

H3 Koppel- en weglatingsteken
  1. Onoverzichtelijke samenstellingen: doe-het-zelf-winkel.
  2. Samenstellingen met klinkerbotsingen: café-eigenaar.
  3. Samenstellingen 2 gelijkwaardige woorden: zwart-wit (zwartwit = andere betekenis).
  4. Samenstellingen met letters, cijfers, andere tekens, afkortingen en Sint (St.): =-teken, $-teken, vwo-leerling, 4-jarige, Sint-Nicolaas, B-merk.  
  5. Aardrijkskundige namen, of afleidingen ervan: Noord-Hollandse kaas
  6. Samenstellingen met voorvoegsels: bijna-botsing (anti, oer-, on- en pro- alleen bij samenstelling met hoofdletter erachter anti-Europees maar antikraak).
  7. Als je een deel van een samengesteld woord weglaat: start- en landingsbaan maar lage en hoge cijfers. 


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

H6 Samenstellingen
  • Nederlands: zoveel mogelijk woorden aan elkaar schrijven (langeafstandsloper)
  • Hebben meestal één klemtoon.
  • Het laatste woord is bepalend voor de betekenis. 
  • Laatste woord is de kern en bepaald het lidwoord van de samenstelling. '
  • Let op het betekenisverschil bij het los of aan elkaar schrijven van een samenstelling. 
  • Je kunt een lidwoord ervoor zetten (de, het, een) als het een samenstelling is. 
  • Samengestelde werkwoorden: stofzuigen. 
  • Woorden met de getallen honderd en duizend (tachtigduizend, vijftienhonderd)



Slide 8 - Tekstslide

Ik richt mij op mijn
A
lange termijn doelen
B
lange termijndoelen
C
langetermijn doelen
D
langetermijndoelen

Slide 9 - Quizvraag


A
zwart-witfoto
B
zwart wit foto
C
zwartwitfoto
D
zwart-wit-foto

Slide 10 - Quizvraag

Het NOS .....
A
achtuur journaal
B
acht uur journaal
C
achtuurjournaal
D
achtuur-journaal

Slide 11 - Quizvraag


A
spoedeisendehulpverpleegkundige
B
spoedeisende hulp verpleegkundige

Slide 12 - Quizvraag

hierna
superlijm
maak twee lange woorden

eerste woord met een C
tweede met een A

Slide 13 - Tekstslide

chronische
vermoeidheids
syndroom
arbeids
ongeschiktheids
verzekering

Slide 14 - Sleepvraag

Oefening samenstellingen
Maak de opdracht in tweetallen
4 min.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in:

De (verbreden) boulevard is mooi.
A
verbreede
B
verbreedde
C
verbreden
D
verbrede

Slide 17 - Quizvraag

pvtt of vd?

De relschopper belooft dat hij zijn gedrag verbetert.
verbetert =?

A
pvtt
B
vd

Slide 18 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:

Hij heeft zijn cijfer flink ....
A
verbetert
B
verbeterd

Slide 19 - Quizvraag

Vorige week reden we op een onverharde weg en dat bleek verboden te zijn.

Geef aan waarom onverharde in dit geval met één -d moet worden geschreven en niet met dubbel -d.

Slide 20 - Open vraag