Woordenschat vwo1 3.3 les 2

Woensdag 26 februari
Pak een leesboek en start met lezen 

Instructie woordenschat

Aan het werk 
timer
10:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woensdag 26 februari
Pak een leesboek en start met lezen 

Instructie woordenschat

Aan het werk 
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

timer
1:00
Deze tegengestelde woorden ken ik

Slide 2 - Woordweb

Woordenschat les 2 
Doel van de les:

Ik weet wat antoniemen zijn.
Ik kan antoniemen opzoeken in een tekst.
Ik weet het verschil tussen voorvoegsels en achtervoegsels.  

Slide 3 - Tekstslide

Theorie 
Antoniemen zijn woorden met een tegengestelde betekenis. 
Je kunt ze in een tekst vinden door te letten op signaalwoorden.

maar: Tim is bescheiden, maar Mo is assertief.
daarentegen. Ik werk soms hard, Tycho daarentegen werkt continu hard.
juist: Een hotel is luxe, een blokhut is juist spartaans.
Don draagt elke dag hetzelfde, in tegenstelling tot Bram: die varieert graag. 

Slide 4 - Tekstslide

Theorie 
Antoniemen kun je ook herkennen aan voorvoegsels
sociaal - asociaal
realistisch- onrealistisch

of achtervoegsels
liefdevol - harteloos 


Slide 5 - Tekstslide

Geef het antoniem van diskwalificeren

Slide 6 - Open vraag

Wat betekent volgens jou het woord machteloos?

Slide 7 - Open vraag

Wat betekent volgens jou het woord inactief?

Slide 8 - Open vraag

Wat betekent volgens jou het woord desinteresse?

Slide 9 - Open vraag

Geef het antoniem van correct

Slide 10 - Open vraag

Zelf proberen
Bedenk 5 woorden met een voorvoegsel of achtervoegsel die een tegengestelde betekenis hebben. 

Placemat: Uitwisselingen in je groepje, daarna klassikaal. 
timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Kies route 1, 2 of 3. Maak de opdrachten die horen bij de route. 




Slide 12 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat een antoniem is

Slide 13 - Open vraag

Hoe kun je antoniemen vinden in een tekst?

Slide 14 - Open vraag

Route 1
Maken opdracht 11, 12, 14ab, Test jezelf 3.3

Klaar?
Woorden oefenen (blz. 22/24,66/68,111/112)
Oefenen met de flitskaarten (digitale methode)
Maken de opdrachten van morgen
Lezen in je leesboek 

Slide 15 - Tekstslide

Route 2
Maken opdracht 10, 12, 14ab, test jezelf 3.3

Klaar? 
Woorden oefenen (blz. 22/24,66/68,111/112)
Oefenen met de flitskaarten (digitale methode)
Maken de opdrachten van morgen
Lezen in je leesboek 

Slide 16 - Tekstslide

Route 3
Maken opdracht 10, 12A2, 14ab, test jezelf 3.3

Klaar?
Woorden oefenen (blz. 22/24,66/68,111/112)
Oefenen met de flitskaarten (digitale methode)
Maken de opdrachten van morgen
Lezen in je leesboek  

Slide 17 - Tekstslide