V4 woensdag 24 maart

Dinsdag 6 april
V4 Latijn
Quiz tekst 13
Hoe kom je van een depressie af?
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Dinsdag 6 april
V4 Latijn
Quiz tekst 13
Hoe kom je van een depressie af?

Slide 1 - Tekstslide

rr.1-3: hoc t/m mentis

Wat zijn de persoonsvormen in de hoofdzinnen?
A
putas, admiraris, discussisti
B
putas, accidisse, discussisti
C
accidisse, peregratione, mentis
D
ingesloten in putas en admiraris

Slide 2 - Quizvraag

putas (r.1): wat is waar?
A
2e ev praes.ind. act.
B
2e ev praes. conj. act.
C
acc F mv
D
nom F mv

Slide 3 - Quizvraag

quod (r.1) is hier gebruikt als:
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
voegwoord
D
bijwoord

Slide 4 - Quizvraag

r.2: peregrinatione

Wat is het geslacht?
A
M
B
V
C
O
D
halal

Slide 5 - Quizvraag

r.2: peregrinatione tam longa

Wat is de functie van dit zinsdeel?
A
OW
B
LV
C
BVB
D
BWB

Slide 6 - Quizvraag

r.3: 'caelum mutare'

Wat bedoelt Seneca daarmee?


A
luchtvervuiling bestrijden
B
aromatherapie
C
reizen
D
luchtvervuiling veroorzaken

Slide 7 - Quizvraag

r.4: traieceris
A
2e ev perf. conj. act.
B
2e ev praes. ind. pass.
C
2e ev praes. ind. act.
D
2e ev fut ex. ind. act.

Slide 8 - Quizvraag

r.4: terraeque urbesque recedant

Vanuit welk perspectief is dit geschreven?
A
Iemand die naar een vertrekkend schip kijkt
B
Iemand die op een vertrekkend schip zit en achteruit kijkt
C
Iemand die op een vertrekkend schip zit en vooruit kijkt
D
Iemand die op een vertrekkend schip zit en naar stuurboord kijkt

Slide 9 - Quizvraag

r.4: mare

Welke naamval is hier gebruikt?

A
nom.
B
gen.
C
acc.
D
abl.

Slide 10 - Quizvraag

r.5: sequentur

Hoe vertaal je dit hier?
A
zullen gevolgd worden
B
volgen
C
opdat zij gevolgd worden
D
zullen volgen

Slide 11 - Quizvraag

r.5: terrarum novitas

Wat wordt hiermee bedoeld? Geef een korte omschrijving in eigen woorden.

Slide 12 - Open vraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
r.2 tristitiam
B
r.4 mare
C
r.3 animum
D
r.6 urbium

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
r.1: admiraris
B
r.2: discussisti
C
r.3: mentis
D
r.4: traiceris

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
r.4: Vergilius
B
r.5: vitia
C
r.7: fuga
D
r.7: onus

Slide 15 - Quizvraag

EINDE

Slide 16 - Tekstslide