In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Examentraining Kader 2024
Tijdvak 1
Slide 1 - Tekstslide
Bob is het vaak oneens met zijn ou-ders, moetvolgend jaar VMBO examen doen. Dit hoort bij levensfase';
A
Kleuter
B
Puber
C
Schoolkind
D
Adolescent
Slide 2 - Quizvraag
Oefenvraag examen 2016 tijdvak 2 - vraag 11
Gal helpt bij de afbraak van voedingsstoffen. Welke voedingsstoffen zijn dit?
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
vetten
Slide 3 - Quizvraag
Examen 2017, eerste tijdvak: Urine wordt tijdelijk opgeslagen in de urineblaas. De urineblaas kan ontstoken raken door bacteriën die van buitenaf in de blaas terechtkomen. Als deze bacteriën in een nierbekken terechtkomen, kan dat een nierbekkenontsteking veroorzaken. Via welke delen van het uitscheidingsstelsel zijn deze bacteriën achtereenvolgens van buitenaf in een nierbekken terechtgekomen?
A
urineblaas → urinebuis → urineleider → nierbekken
B
urineleider → urinebuis → urineblaas → nierbekken
C
urineleider → urineblaas → urinebuis → nierbekken
D
urinebuis → urineblaas → urineleider → nierbekken
Slide 4 - Quizvraag
Je moet leren voor je examen, maar je hebt meer zin om te netflixen. Met welk deel van de hersenen besluit je wat je gaat doen?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg
Slide 5 - Quizvraag
Oefenvraag examen 2017 tijdvak 1 - vraag 3
Als een bloedvat beschadigd is laten bloeddeeltjes het bloed stollen om bloedverlies tegen te gaan. Welke bloeddeeltjes zijn dit?
A
Witte bloedcellen
B
Rode bloedcellen
C
Bloedplaatjes
Slide 6 - Quizvraag
Oefenvraag examen 2018 tijdvak 2 - vraag 30
Gal wordt gemaakt in: Gal wordt opgeslagen in:
A
Galblaas - Lever
B
Galblaas - Galblaas
C
Lever - Lever
D
Lever - Galblaas
Slide 7 - Quizvraag
Oefenvraag examen 2013 tijdvak 1 - vraag 14
IJzer is een bouwstof voor hemoglobine. Hemoglobine bevindt zich in de bloeddeeltjes die zuurstof vervoeren. Hoe heten deze bloeddeeltjes?
A
Witte bloedcellen
B
Rode bloedcellen
C
Bloedplaatjes
Slide 8 - Quizvraag
Noem twee belangrijke verschillen tussen het hormoonstelsel en het zenuwstelsel.
Slide 9 - Open vraag
Tijdens de menstruatiecyclus verandert de slijmlaag aan de binnenkant van de baarmoeder.
Hier zie je drie keer de doorsnede van een baarmoeder afgebeeld.
Bij welk moment van de menstruatiecyclus hoort de doorsnede?
Tijdens de menstruatie
Kort na de menstruatie
Tijdens de ovulatie
Slide 10 - Sleepvraag
Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit:
a. Terwijl een eicel rijpt, wordt het _____________ steeds dikker.
b. Dan vindt de _____________ plaats.
c. De _____________ sterft als hij niet bevrucht wordt.
d. Dan breekt het _____________ af.
e. Dat heet _____________ of _____________
De hele periode van de ene menstruatie tot de volgende menstruatie heet: ________
baarmoederslijmvlies
eisprong
eicel
baarmoederslijmvlies
menstruatie
ongesteld
menstruatiecyclus
Slide 11 - Sleepvraag
Een aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn , noem je:
A
voedselweb
B
schakels
C
piramide van aantallen
Slide 12 - Quizvraag
Wat is een voedselweb?
A
Één voedselketen
B
Meerdere voedselketens
Slide 13 - Quizvraag
Zie je hier 1 of meer voedselketens?
A
Één voedselketen
B
Meerdere voedselketens
Slide 14 - Quizvraag
Welke bewering over voedselketens is juist?
A
Een voedselketen bevat wel consumenten, maar geen producenten
B
Een voedselketen eindigt altijd met een reducent
C
Ieder organisme in een voedselketen heet een schakel
D
De pijlen in een voedselketen wijzen van het organisme dat iets eet, in de richting van zijn eten
Slide 15 - Quizvraag
De lens in je oog zorgt voor
A
een kleurig beeld
B
een scherp beeld
C
het beschermen tegen stofjes
D
het afsluiten van je oog
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Hoe heet onderdeel 3?
A
rechterboezem
B
rechterkamer
C
linkerboezem
D
linkerkamer
Slide 18 - Quizvraag
Hoe heet de slagader die zuurstofarm is?
Slide 19 - Open vraag
Het gekleurde deel van je oog heet:
A
Pupil
B
Iris
C
Oogkas
D
Oogwit
Slide 20 - Quizvraag
Hoe heet het onderdeel van het oor dat er voor zorgt dat geluid om wordt gezet in een elektrisch signaal?
A
Hamer
B
Stijgbeugel
C
Aambeeld
D
Slakkenhuis
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de functie van hormonen?
A
hormonen regelen de werking van organen die er gevoelig voor zijn
B
hormonen zorgen voor de voeding van veel hormoonklieren
C
hormonen zorgen voor snelle reacties op bepaalde prikkels
D
hormonen zorgen voor het maken van zuurstof
Slide 22 - Quizvraag
Wat regelen de hormonen uit de eilandjes van langerhans?
A
adrenaline in je bloed
B
hoeveelheid suiker in je bloed
C
geven hormonen af
D
zorgen voor verbranding
Slide 23 - Quizvraag
Welk onderdeel van je verteringsstelsel zorgt voor de vertering van zetmeel
A
slokdarm
B
lever
C
galblaas
D
speekselklieren
Slide 24 - Quizvraag
1. Vanuit de dunne darm worden de verteringsproducten opgenomen in het bloed 2. Het alvleeskliersap helpt bij de vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar
2 nietwaar
D
1 nietwaar
2 waar
Slide 25 - Quizvraag
In welk orgaan begint de vertering van vetten?
A
In de maag
B
In de galblaas
C
In de alvleesklier
D
In de 12-vingerige darm
Slide 26 - Quizvraag
Wat zijn abiotische factoren?
A
De invloeden afkomstig van de levende natuur
B
De invloeden afkomstig van de levenloze natuur
C
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
D
A en B
Slide 27 - Quizvraag
Temperatuur is ....
A
Een abiotische factor
B
Een biotische factor
C
Geen biotische en geen abiotische factor
Slide 28 - Quizvraag
wat is een voedselketen?
A
een soort is geen voedselbron voor de volgende soort
B
een soort is een voedselbron voor de volgende soort
Slide 29 - Quizvraag
Profvoetballers trainen veel. Tijdens het trainen verliezen ze veel energie. Deze energie vullen ze na de training aan door een drankje te drinken met daarin veel glucose. De glucose wordt na opname in het bloed naar de lever vervoerd.
Waar in het bloed bevindt de glucose zich vooral?
A
in de bloedplaatjes
B
in de rode bloedcellen
C
in de witte bloedcellen
D
in het bloedplasma
Slide 30 - Quizvraag
Eén populatie kan bestaan uit verschillende soorten organismen.
A
juist
B
onjuist
Slide 31 - Quizvraag
De alvleesklier maakt alvleessap.
Waar in het verteringskanaal komt alvleessap voor het eerst in aanraking met de voedselbrij?
A
in de maag
B
in de lever
C
in de twaalfvingerige darm
D
in de dikke darm
Slide 32 - Quizvraag
Met welk organisme begint een voedselketen altijd?
A
plant
B
dier
C
schimmel
D
bacterie
Slide 33 - Quizvraag
Welke voedselketen is goed genoteerd?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 34 - Quizvraag
Welke prikkel hoort bij welk zintuig? Sleep het plaatje naar de juiste prikkel.
Geur
Licht
Smaak
Geluid
Aanraking
Slide 35 - Sleepvraag
grote bloedsomloop
kleine bloedsomloop
1. rechterkamer
2.
3.
4.
5.
6. linkerkamer
7.
8.
9.
10.
linkerboezem
longaders
organen
longen
aorta
longslagaders
rechterboezem
holle aders
Slide 36 - Sleepvraag
Sleep de onderdelen naar het hart. Gebruik alle woorden