7.1 en 7.2 Pijlenketting

7.1 en 7.2 Pijlenketting
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

7.1 en 7.2 Pijlenketting

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag gaan wij het hebben over pijlenkettingen. 
De volgende onderdelen zullen wij komende les leren.


  • Aan het einde van de les weet je wat een pijlenketting is.
  • Aan het einde van de les weet je hoe je een pijlenketting kunt maken.
  • Aan het einde van de les kun je een pijlenketting invullen en berekeningen kunt maken via een pijlenketting.



Slide 2 - Tekstslide

Theorie

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld
In een minidoosje zitten 40 Smarties.
Hoeveel Smarties zitten er in 5 minidoosjes?
En hoeveel in 8 minidoosjes?
En in 3 minidoosjes?

Slide 4 - Tekstslide

De antwoorden
In 5 doosjes zitten 200 Smarties
In 8 doosjes zitten 320 Smarties
In 3 doosjes zitten 120 Smarties


Slide 5 - Tekstslide

Schrijven van berekeningen in woorden
Hoe heb je de berekeningen uitgevoerd?
Schrijf dit in woorden

Slide 6 - Tekstslide

Het aantal minidoosjes keer 42 is het totaal aantal Smarties

Hierbij is het IN-getal: het aantal minidoosjes
Het UIT-getal: het totaal aantal Smarties

Slide 7 - Tekstslide

Zo ziet de pijlenketting eruit

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf de woordformule en de pijlenketting
  1. Arnoud werkt bij de Albert Heijn en verdient €3,80 
  2.  In pak zitten 12 stroopwafels

Slide 10 - Tekstslide

Nog meer pijlen!
Ronald heeft een bijbaan en wast op zaterdag auto's.  Voor ieder auto die hij wast krijgt hij €8,00 en hij krijgt een vast bedrag van €15,00 omdat hij op zaterdag moet werken.

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel verdient Ronald...
als hij 3 auto's wast?
en als hij 4 auto's wast?
en als hij 7 auto's wast?

Slide 12 - Tekstslide

antwoorden
3 auto's = €39,00
4 auto's = €47,00
7 auto's = €71,00

Slide 13 - Tekstslide

regel in woorden
aantal auto's keer 8 plus 15 is totaal bedrag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf de woordformule en de pijlenketting
  1. Op een feestje kost ieder drankje €2,00 en een toegangskaartje kost €5,00
  2. Johan werkt zaterdags als pizza koerier en verdient per bezorgde pizza €1,50 en een vast bedrag van €7,00

Slide 16 - Tekstslide

Maken opgaven 
7.1: opgaven 2-4-5 en leerdoel bereikt
7.2: opgaven 11-12-13 en leerdoel bereikt

Slide 17 - Tekstslide