In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Les 5 Werktuigen en constructies
Slide 1 - Tekstslide
Zwaartepunt
Het punt ten opzichte waarvan de massa van dat object in evenwicht is
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Zwaartepunt
Als je het zwaartepunt weet dan kun je voorspellen of een voorwerp kan omvallen.
Als het zwaartepunt boven het steunvlak is dan blijft het voorwerp staan
Steunvlak: gebied
tussen twee
steunpunten
Slide 4 - Tekstslide
Waar bevindt zich bij een voorwerp het zwaartepunt
A
Aan de randen
B
In het midden
C
waar het voorwerp in evenwicht is
D
Nergens
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Stabiliteit
Een fiets met een laag zwaartepunt is veiliger dan een fiets met een hoog zwaartepunt
Slide 9 - Tekstslide
Voorbeeld
Slide 10 - Tekstslide
Hiernaast drie balken die rechtop staan. Welke balk(en) staat/staan stabiel? (Links Midden Rechts)
A
Alleen de linker balk.
B
De linker en de middelste balk.
C
Alle drie de balken.
D
Alleen de rechter balk.
Slide 11 - Quizvraag
Druk
Slide 12 - Tekstslide
Verschil tussen kracht en druk?
Een kracht oefen je uit op een voorwerp. De kracht wordt uitgedrukt in newton.
Druk is de kracht die een voorwerp uitoefent op een oppervlakte.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Zwaartekracht berekenen:
Om de zwaartekracht op een voorwerp te berekenen gebruik je de formule:
Waar g = 9,81 N/kg
Fz=m⋅g
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Wat is de eenheid van kracht?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de eenheid van druk?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt
Slide 19 - Quizvraag
Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte
Slide 20 - Quizvraag
Bereken de druk. Een voorwerp heeft een massa van 12 kg en staat op een ondersteunend vlak van 0,6 m^2
A
2,0 N/m^2
B
20 N/m^2
C
2,0x10^2 N/m^2
D
2,0x10^3 N/m^2
Slide 21 - Quizvraag
Een vrachtwagen moet door een modderig terrein om de lading te lossen. Hoe kan de chauffeur er voor zorgen dat de banden minder diep in de modder komen te zitten?
A
De banden verbreden
B
De banden versmallen
C
Minder banden
D
kleinere banden
Slide 22 - Quizvraag
Waarom zak je minder in de sneeuw met ski's?
A
Je zwaartekracht wordt minder
B
Je zwaartekracht wordt meer
C
Je oppervlak met de sneeuw wordt kleiner
D
Je oppervlak met de sneeuw wordt groter
Slide 23 - Quizvraag
Een punaise heeft een punt met een oppervlakte van 1 mm^2. De dikke kant van de punaise is 100 mm^2. Je duwt met een kracht van 50 N op de punaise. Wat is de kracht van de punaisepunt op het prikbord?
A
50 N
B
5,0X10^4 N
C
0,50 N
D
5,0x10^7 N
Slide 24 - Quizvraag
Bereken de druk van een dame van 70 kg die op naaldhakken loopt en met 1 hak op de grond staat. De naaldhak heeft een oppervlakte van 1 cm2
A
7,0x10^2 N/m2
B
7,0 x 10^6 N/m2
C
0,00070 N/m2
D
7,0 N/m2
Slide 25 - Quizvraag
10 N/cm2 = ..... Pa
A
10 Pa
B
1000 Pa
C
100000 Pa
D
100000000 Pa
Slide 26 - Quizvraag
Druk in de praktijk:
de naaldhakken van Angelina Jolie en een olifantenpoot
Slide 27 - Tekstslide
Olifant
Een mannetjesolifant weegt ongeveer 5000 kg.
De oppervlakte van een poot is 0,025 m².
Hoe groot is de zwaartekracht die de olifant uitoefent: ?
Hoeveel oppervlakte hebben 4 poten samen: ?
Hoe groot is nu de druk: ?
Slide 28 - Tekstslide
Angelina Jolie
Angelina weegt ongeveer 60 kg.
De oppervlakte van een hak is 0,0005 m².
Hoe groot is de zwaartekracht die Angelina uitoefent: ?
Hoeveel oppervlakte hebben beide naaldhakken: ?
Hoe groot is nu de druk: ?
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Video
Opdracht
Lees blz 147 en 148 (wegzakken)
Maak vraag 48 t/m 50
Slide 32 - Tekstslide
Extra uitleg
Hierna volgen nog 2 extra filmpjes als je extra uitleg wilt over druk.