Par. 4 : Reliëf

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Paragraaf 4:
- Reliëf
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Paragraaf 4:
- Reliëf

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Deze les:
  • Heb je al je spullen bij je?
  • Herhaling paragraaf 3 en 4.
  • Paragraaf 4:
     - Reliëf
  • Werken

Als je de stof bestudeerd hebt:
20. Weet je welke verschillende reliëfvormen er zijn. 
21. Weet je wat de hoogtes zijn van de verschillende reliëfvormen. 

Slide 2 - Tekstslide

Een plaats die op 20° Z.B. en 40 °W.L. ligt ligt dichter bij de nulmeridiaan dan een plaats die op 40° N.B. en 20 °O.L. ligt.
A
goed
B
fout

Slide 3 - Quizvraag

De relatieve afstand verandert nooit.
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quizvraag

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Reliëf = hoogteverschillen in het landschap

Er zijn 4 reliëfvormen.
  • Hooggebergte = meeste toppen zijn hoger dan 1.500 meter
  • Middelgebergte = meeste toppen zijn tussen de 500 en 1.500 meter hoog
  • Heuvelland = meeste toppen zijn tussen de 200 en 500 meter hoog.
  • Laagland = vrijwel overal lager dan 200 meter.

Slide 6 - Tekstslide

Zet de foto's bij de juiste reliëfvorm
Laagland
Heuvelland
Middelgebergte
Hooggebergte

Slide 7 - Sleepvraag

Laagland
Heuvelland
Middelgebergte
Hooggebergte

Slide 8 - Tekstslide

Tibetaanse hoogvlakte

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Vlakte = Een gebied met weinig of geen reliëf.
Laagvlakte = Vlak gebied lager dan 500 meter.
Hoogvlakte of plateau = Vlak gebied boven de 500 meter.

Slide 10 - Tekstslide

Nu doen:
  • Uitleg vragen
  • Werken (zie planner)

Huiswerk:
  • Leer de aantekeningen

Slide 11 - Tekstslide


Hoe goed heb je de les begrepen?
A
B
C
D

Slide 12 - Quizvraag

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 13 - Woordweb

Welke vragen heb je voor de volgende les?

Slide 14 - Woordweb