Beeldanalyse T3

Stilleven beeldanalyse
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Stilleven beeldanalyse

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een beeldanalyse?
Het woord zegt het al. Een beeldanalyse is een analyse, van een beeld. Dit gaat met name over het beeld van een kunstwerk. In een analyse onderzoek je grondig dit gekozen kunstwerk.

Slide 2 - Tekstslide

Waarom moet je dit maken?
Het leren 'onderzoeken' is een essentieel onderdeel voor school, maar ook de rest van je leven. Als jij goed weet hoe je verdiepend kunt opzoeken, observeren, analyseren en verwerken zul je daar in alle beroepen baat bij hebben. 

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
- Verschillende kunstenaars leren kennen.
- Onderzoekend kunnen schrijven
- Het verschil tussen vormgeving en voorstelling weten
- Bronnen kunnen opzoeken en gebruiken

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Tot welke kunststroming behoort het schilderij van de video?
A
Surrealisme
B
Huis en tuin schilderijen
C
Stillevens
D
Oude stroming

Slide 6 - Quizvraag

In de video word gepraat over het werk van Florisz Claesz. Welke elementen uit het schilderij word over verteld wat hoort bij een analyse?

Slide 7 - Open vraag

Welke elementen zijn er belangrijk bij een beeldanalyse?
- Basis gegevens
- Voorstelling
- Vormgeving
- Mening

Slide 8 - Tekstslide

Basisgegevens
Hier plaats je de volgende gegevens:
Naam van de kunstenaar
• De titel en jaartal van het kunstwerk
• Onder welke kunststroming valt het?
• Materialen: waar is het van gemaakt
• Techniek: hoe is het gemaakt

Gebruik hierbij zo min mogelijk Wikipedia.

Slide 9 - Tekstslide

Voorstelling
Voorstelling is niet hetzelfde als vormgeving. De vorstelling gaat droog over WAT je ziet, nog niks over kleur, lijnen of compositie. Beantwoord deze vragen:
 
• Wat zie je (op de voorgrond / het middendeel / de achtergrond)?

• Met welk idee denk jij dat de schilder dit schilderij gemaakt heeft?

• Welke sfeer roept het op?

• Wat denk je dat de titel van het schilderij betekent, als je het werk bekijkt?

Slide 10 - Tekstslide

Vormgeving
Hoe heeft de kunstenaar het beeld vormgegeven? Je legt hier uit aan de hand van de beeldende begrippen uit hoe de kunstenaar het kunstwerk heeft gemaakt.
Je kent en gebruikt de volgende begrippen als ze in je schilderij zitten:
(Deze begrippen zijn ook voor de toets in de les besproken)

Slide 11 - Tekstslide

Kleur

Kleur: (Welke soort kleuren gebruikt de kunstenaar, zijn ze gemengd, is alles door elkaar of juist netjes geordend, leg uit.)
• Primaire en secundaire kleuren (kleurencirkel)
• Verzadigde en onverzadigde kleuren (pure kleuren en kleuren die gemengd zijn met zwart of wit)
• Verhelderde en verdonkerde kleuren (gemengd met wit of zwart).
• Complementaire kleuren (kleuren uit de kleurencirkel die tegenover elkaar staan)
• Warme en koude kleuren.

Slide 12 - Tekstslide

Licht en donker
Licht-donker: (hoe is er met licht en donker gewerkt?)
• Eigenschaduw (op het voorwerp zelf)
• Slagschaduw (naast het voorwerp)
• Lichtbron (waar komt het licht vandaan?)
• Lichtrichting

Slide 13 - Tekstslide

Ruimte
Ruimte: (beschrijf hoe de ruimte is ingedeeld, hoe ontstaat er diepte in het kunstwerk?)
• Overlapping
• Afsnijding
• Groot-klein (is er een verschil tussen groot en klein zodat de diepte beter verduidelijkt wordt?)
• Repoussoir (overlapping & afsnijding: iets staat ingezoomd dichtbij!)
• Lijnperspectief (gebruik van een verdwijnpunt)
• Atmosferisch perspectief (kleuren en vormen vervagen bij de horizon)

Slide 14 - Tekstslide

Vorm
Vorm: (beschrijf wat voor vormen er gebruikt zijn)
• Hoekige of ronde vormen
• Geometrische of organische vormen (wiskundige of natuurlijke vormen)
• Open of gesloten vormen

Slide 15 - Tekstslide

Compositie
Compositie (hoe is het hele kunstwerk ingedeeld?)
• Aandachtspunt (wat trekt de aandacht in het schilderij?)
• Statische (niet bewegend, stil) of dynamische (beweeglijk) compositie?
• Symmetrische (twee spiegelbeeldige helften) of asymmetrische compositie?
(Herken je ook één of twee van de volgende indelingen in het kunstwerk?)
• Centrale compositie, Over-all compositie, Diagonale compositie, Driehoekscompositie, Horizontale of Verticale compositie?


Slide 16 - Tekstslide

Compositie

Slide 17 - Tekstslide

Eigen Mening
• Wat vind je zelf van het kunstwerk?
Leg dit uit aan de hand van de dingen die je hierboven hebt opgeschreven bij Aspecten van de Voorstelling & Aspecten van de Vormgeving.

Wat vindt je van hoe het eruit ziet? De sfeer die is gecreëert? (=voorstelling)

Wat vindt je van hoe het is gemaakt? 
(= vormgeving)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat hoort bij Voorstelling?
A
De rode auto
B
De centrale compositie
C
De dieptewerking
D
De auto

Slide 20 - Quizvraag

Wat hoort bij vormgeving?
A
Een huis
B
De lichtwerking van het blauw.
C
Kleur tegen kleurcontrast
D
De bergen achterin

Slide 21 - Quizvraag

Kiezen van de kunstenaars
Pak pen en papier bij je. Je moet namelijk alle kunstenaars opschrijven zodat je een goede keuze kunst maken. Zet een kruisje achter de kunstenaars die je het interessantst vind. 

Slide 22 - Tekstslide

Paul Cezanne

Slide 23 - Tekstslide

Henry Matisse

Slide 24 - Tekstslide

Henk Helmantel

Slide 25 - Tekstslide

Morandi

Slide 26 - Tekstslide

Pieter Claesz 

Slide 27 - Tekstslide

Zet je naam met kunstenaar snel neer.
Elke kunstenaar moet 4 personen.

Slide 28 - Woordweb

Paul Cezanne
Henry Matisse
Henk Mantel
Morandi
Pieter Claesz

Slide 29 - Tekstslide

Dit was de les over de Beeldanalyse over stillevens. Succes!

Slide 30 - Tekstslide