2E tussenletters in samenstellingen

Spelling H3
Tussenletters in samenstellingen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling H3
Tussenletters in samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een samenstelling?
Noem voorbeelden.

Slide 2 - Woordweb

Theorie (samenstelling)
Een samenstelling = twee losse woorden aan elkaar geplakt

stoel + poot                         
tafel + kleed
poster + materiaal

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling van de volgende samenstelling:

stad + schouwburg
A
stadsschouwburg
B
stadschouwburg

Slide 4 - Quizvraag

Theorie (tussen -s)
- gebruik altijd een tussen -s als je die hoort:
jongensboek / stationsrestauratie

- begint woord 2 met een sis-klank, komt er ook een s tussen!
bedrijf + chef = bedrijfschef
(want: bedrijf + kat = bedrijfskat)

Slide 5 - Tekstslide

kwaliteit + controle
A
kwaliteitscontrole
B
kwaliteitcontrole

Slide 6 - Quizvraag

handel + stad
A
handelsstad
B
handelstad

Slide 7 - Quizvraag

Theorie (tussen -(e)n)
Basisregel = als het eerste deel van de samenstelling alléén een meervoud heeft op -n, schrijf dan -n!!

eik + boom                     
blinde + school                              
hart + wens                           
peer + boom                         

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de basisregel
voor de tussen -n?

Slide 9 - Open vraag

Theorie (uitzonderingen)
Je schrijft géén tussen-(e)n als het eerste woord van de samenstelling:
- geen ZN is       hogeschool, platteland, huilebalk
- geen meervoud heeft     tarwebrood, benzinegeur
- alleen een meervoud op -s heeft    aspergesoep, douchekraan
- meerdere meervouden heeft      groenteboer, geboortecijfer
- aangeeft hoe groot, goed, leuk, enz. iets is.  reuzeleuk, apetrots, beregoed
- uniek is     Koninginnedag, maneschijn, Onze-lieve-Vrouwekerk

Slide 10 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

reet + goed
A
retegoed
B
retengoed

Slide 11 - Quizvraag

Klik op de goede samenstelling:

pan + koek
A
pannekoek
B
pannenkoek

Slide 12 - Quizvraag

Klik op de goede samenstelling:

zon + straal
A
zonnenstraal
B
zonnestraal

Slide 13 - Quizvraag

Klik op de goede samenstelling:

hoogte + verschil
A
hoogteverschil
B
hoogtenverschil

Slide 14 - Quizvraag

Klik op de goede samenstelling:

seconde + wijzer
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 15 - Quizvraag

Klik op de goede samenstelling:

spin + wiel
A
spinnenwiel
B
spinnewiel

Slide 16 - Quizvraag

Klik op de goede samenstelling:

plat + land + school
A
plattenlandschool
B
plattenlandsschool
C
plattelandsschool
D
plattelandschool

Slide 17 - Quizvraag

En nu werken!
Maken en nakijken opdracht 9 en 10.
Blz. 221 en 222.

Slide 18 - Tekstslide