Les 8 Rekenen aan oplossingen

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

DEZE LES

5.4 Rekenen aan oplossingen

5.4 Rekenen aan oplossingen

Je lost 45 mg ijzer(II)fosfaat op in 50,0 mL water.
Bereken de concentratie [Fe2+] en [PO43-].

5.4 Rekenen aan oplossingen

Je lost 45 mg ijzer(II)fosfaat op in 50,0 mL water.

Bereken de concentratie [Fe²⁺] en [PO₄^3-] in mol L^-1.

• Fe₃(PO₄)₂ (s) → 3 Fe²⁺ (aq) + 2 PO₄^3- (aq)

5.4 Rekenen aan oplossingen

Je lost 45 mg ijzer(II)fosfaat op in 50,0 mL water.

Bereken de concentratie [Fe²⁺] en [PO₄^3-] in mol L^-1.

• Fe₃(PO₄)₂ (s) → 3 Fe²⁺ (aq) + 2 PO₄^3- (aq)
• M_{ijzer(II)fosfaat} = 3 x Fe + 2 x P + 8 x O = 356,49 g/mol (g mol^-1)
• mol ijzer(II)fosfaat = 45 / 357,49 = 0,126 mmol
• mol ijzer = 3 x 0,126 = 0,378 mmol
• mol fosfaat = 2 x 0,126 = 0,252 mmol
• [Fe²⁺] = 0,378 / 50 = 7,6 x 10^-3  mmol/mL (= mol/L)
• [PO₄^3-] = 0,252 / 50 = 5,0 x 10^-3 mmol/ml (= mol/L)

5.3 Oplosbaarheid

5.3 Oplosbaarheid

• Glucose bevat meerdere OH groepen en kan daardoor meer H bruggen vormen met water, dus lost het goed op in water.

5.3 Oplosbaarheid

• 3 zakken = 3 x 500 = 1500 mL 
• massa infuusvloeistof = 1500 g
• massa glucose = 2,5/100 x 1500 = 37,5 g
• mol glucose = 37,5 / 180,16 = 0,21 mol

5.3 Oplosbaarheid

1. De medicijnen moeten goed oplossen in water.
2. Zowel glucose als natriumchloride mogen niet reageren met de medicijnen.

5.3 Oplosbaarheid

• Bij een hogere temperatuur gaan de moleculen sneller bewegen.
• Daardoor ontstaan er moeilijker VanderWaals-bindingen tussen zuurstof- en water moleculen.
• Zuurstof lost daardoor minder goed op in water.

5.3 Oplosbaarheid

• Bij een hogere temperatuur gaan de moleculen sneller bewegen.
• Daardoorworden de vanderWaalsbindingen verbroken. 

5.3 Oplosbaarheid

• Ureum bevat 4 NH groepen.
• Daarmee kunnen waterstofbruggen gevormd worden met water.
• Daardoor lost de ureum goed op in water. 

5.3 Oplosbaarheid

5.3 Oplosbaarheid

• Urine bevat 2,0 massa% ureum
• 1500 L = 1500 g, 2% = 2/100 x 1500 = 30 g
• mol ureum = 30 / 60,06 = 0,50 mol

5.3 Oplosbaarheid

• a: NaF (s) → Na⁺ (aq) + F^- (aq)
• b: Een hydrofoob oplosmiddel heeft geen δ+ en δ- deel die de positieve en negatieve ionen kunnen omringen, dus lost NaF niet op in een hydrofoob oplosmiddel

5.3 Oplosbaarheid

5.3 Oplosbaarheid

• Citroenzuur bevat 4 OH groepen.
• Er kunnen meerdere H bruggen gevormd worden tussen beide moleculen.
• Daardoor lost citroenzuur goed op in water.

5.3 Oplosbaarheid

• jood is een hydrofobe stof
• pentaan-1-ol heeft een grotere hydrofoob deel dan methanol
• Daardoor lost jood beter op in pentaan-1-ol dan in methanol.

5.3 Oplosbaarheid

• koperchloride bestaat uit ionen die omrind kunnen worden met δ+ en δ- ionen.
• Zowel methanol als pentaan-1-ol bevat 1 OH groep.
• Omdat methanol kleiner is kunnen kan de OH groep van methanol makkelijker de koper- en chloride ionen omringen.

AFSLUITING