Leesvaardigheid Frans

Mercredi le 17 février
- Réviser le futur et le conditionnel
- Leesstrategieën
- signaalwoorden
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Mercredi le 17 février
- Réviser le futur et le conditionnel
- Leesstrategieën
- signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Fais attention!
JAMAIS de futur/conditionnel dans la partie de la phrase qui commence par SI !! 
Si + présent in de bijzin ---> futur in de hoofdzin
Si + imparfait in de bijzin ---> conditionnel in de hoofdzin

Si je suis riche, je serai heureuse.
Si j'étais riche, je serais heureuse

Slide 2 - Tekstslide

Fais une phrase qui commence avec 'si je suis..., je ....' dans le futur

Slide 3 - Open vraag

Fais une phrase qui commence avec 'si j'étais....., je.....' dans le conditionnel

Slide 4 - Open vraag

Stappenplan lezen
Als je een tekst gaat lezen, dan doe je dat in drie stappen:
  1. je zoekt het onderwerp van de tekst door de titel te lezen en naar de plaatjes en de tekstsoort te kijken (oriëntatie);
  2. je leest de inleiding en de tussenkopjes (globaal lezen);
  3. je bekijkt de vragen bij de tekst en leest de tekst dan per vraag, of helemaal als daar tijd voor is. (gedetailleerd lezen).

Slide 5 - Tekstslide

Signaalwoorden
Zinnen en alinea's kan je aan elkaar koppelen door signaalwoorden. Hiervan heb je verschillende soorten. De belangrijkste zijn:

Opsommend verband, bijvoorbeeld par exemple of de plus
Tijdstellend verband, bijvoorbeeld tout de suite of avant de
Redengevend verband, bijvoorbeeld parce que of car
Tegenstellend verband, bijvoorbeeld mais of au contraire
Concluderend verband, bijvoorbeeld enfin, bref of en général
Gevolggevend verband, bijvoorbeeld c’est pourquoi of donc
Doelstellend verband, bijvoorbeeld pour of dans le but de
 
 

Slide 6 - Tekstslide

Betekenis van woorden raden

Je hoeft niet alle Franse woorden te kennen om een tekst te begrijpen. Soms kun je raden wat een woord betekent. Je kunt dat zo doen: 
  1. je herkent een woord uit een andere taal, bijvoorbeeld Nederlands of Engels;
  2. je kunt de betekenis raden dankzij de rest van de zin of de plaatjes erbij;
  3. je herkent een deel van een ander Frans woord dat je al hebt geleerd.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht
Open tekst 2, zie deze link

Slide 8 - Tekstslide

Oriëntatie: waar zou deze tekst over gaan?

Slide 9 - Open vraag

Welke signaalwoorden
zie je?

Slide 10 - Woordweb

Welke woorden uit het
Engels herken je?

Slide 11 - Woordweb

Welke woorden herken je in de volgende woorden? 1. usage 2. recoomencera 3. festivaliers 4.

Slide 12 - Open vraag

Huiswerk
- maken tekst 2
- maken google formulier gebruik futur en conditionnel
- maken portrait chinois
- leren signaalwoorden

Slide 13 - Tekstslide