01. 2BKT 2.1 Consumeren is kiezen (14-10-24)

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

H2: Thuis en buitenshuis

B) Paragraaf 1: Geen muziek zonder productie

KT) Paragraaf 1: Consumeren is kiezen

Vandaag

• Instructie Theorie
• Instructie Rekenvaardigheden
• Aan de slag

Doel

• B: Ik kan uitleggen wat consumeren en produceren met elkaar te maken hebben.
• KGT: Ik kan aangeven wat behoeften zijn.
  
• KGT: Ik kan uitleggen wat produceren is.
  
• KGT: Ik kan uitleggen wat consumeren is.
  
• KGT: Ik kan uitleggen dat consumeren beperkt wordt door schaarste in middelen en schaarste in tijd.
  
  

Rekenvaardigheden:

• Je kunt uitkomsten afronden.
• Je kunt rente berekenen.

Behoefte

iets missen waarmee een wens vervuld kan worden.

Consumeren

Het bevredigen van behoeften door: 

 - iets te kopen 

- iets te doen

Produceren

Om consumeren mogelijk te maken, moeten bedrijven of personen iets doen. 

Bedrijven: produceren kost geld (betaalde productie)

Gezinnen: produceren is gratis (onbetaalde productie)

Doel

• B: Ik kan uitleggen wat consumeren en produceren met elkaar te maken hebben.
• KGT: Ik kan aangeven wat behoeften zijn.
  
• KGT: Ik kan uitleggen wat produceren is.
  
• KGT: Ik kan uitleggen wat consumeren is.
  
• KGT: Ik kan uitleggen dat consumeren beperkt wordt door schaarste in middelen en schaarste in tijd.
  
  

Rekenvaardigheden:

• Je kunt uitkomsten afronden.
• Je kunt rente berekenen.

Rekentrainer

B: Afronden

T: Rente berekenen

Afronden

• als je op gehele getallen afrond, let op het 1e cijfer achter de komma
  
• als je op 1 cijfer achter de komma afrond, let je op het 2e cijfer achter de komma
  
• etc.....
  

Als het cijfer een 4 of lager is, naar beneden afronden

Als het cijfer een 5 of hoger is, naar boven afronden

Rond af

4,5749

Rond af op 1 decimaal

Rond af op 2 decimalen

Afronden
€ 79,998 wordt

1. € 79,99
2. € 80,00
3. € 81
4. € 79

Afronden
€ 4,53529 wordt

1. € 4,5352
2. € 4,54
3. € 4,53
4. € 4,535

Afronden
€ 4,5799 wordt

1. € 4,57
2. € 4,59
3. € 4,56
4. € 4,58

Rente berekenen

Het spaarbedrag : 100 × rentepercentage = rentebedrag per jaar

• Bereken eerst het rentebedrag per jaar.

• Reken daarna het rentebedrag om naar de juiste periode.

Voorbeeld: Leonie heeft € 500 op haar spaarrekening. Na een jaar krijgt ze 3 procent rente. 

Dat is € 500 : 100 × 3 = € 15 per jaar.

Dat is in 3 maanden € 15 : 12 × 3 = € 3,75.

Hoe reken je een (rente)bedrag uit?

Bedrag : 100 x percentage = (rente)bedrag

Bas heeft €2.000 op een spaarrekening gezet. Hij krijgt 2% rente. Hoeveel rente ontvangt hij?

1. €4
2. €20
3. €40
4. €400

Doel

• B: Ik kan uitleggen wat consumeren en produceren met elkaar te maken hebben.
• KGT: Ik kan aangeven wat behoeften zijn.
  
• KGT: Ik kan uitleggen wat produceren is.
  
• KGT: Ik kan uitleggen wat consumeren is.
  
• KGT: Ik kan uitleggen dat consumeren beperkt wordt door schaarste in middelen en schaarste in tijd.
  
  

Rekenvaardigheden:

• Je kunt uitkomsten afronden.
• Je kunt rente berekenen.

BK

Maken Hoofdstuk 2:

paragraaf 1 

+

Rekentrainers

+
Leren 2.1

KGT

Maken Hoofdstuk 2:

paragraaf 1

+

Rekentrainer

+

Leren 2.1

Huiswerk 15 oktober

Nabespreking

Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?