2HVa spelling na de vakantie 3 boekenpitch?

Welkom bij ww spelling
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1,2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij ww spelling

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

taalvoutje
zie jij de fout in de tekst hiernaast?

Slide 2 - Tekstslide

Goed of fout?
Het is de tegenwoordige tijd.

lesprogramma
  proeftoets nagekeken?!
vragen?
quizvraag
boekenpitch



  



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
  Lesdoel:
- je weet (weer) hoe het zit met ww spelling (enkele aspecten)
- je weet waar je aandacht naar toe moet gaan vóór de toets



  



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

les nakijken/lezen 
LessonUp klascode 2HVa: fhhgf 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vragen uit de klas?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

quiz

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Ik koop een broodje'
A
is een enkelvoudige zin
B
is een samengestelde zin

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Ik koop een broodje, maar zij koopt een croissant'
A
is een enkelvoudige zin
B
is een samengestelde zin

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het verschil enkelvoudige - en samengestelde zin?
1. enkelvoudige zin = één persoonsvorm
2. samengestelde zin = meer dan één persoonsvorm

vb: 
1. Ik eet een appel
2. Ik eet een appel en zij eet een peer. Of: Ik eet een appel, zit aan de telefoon en schrijf een briefje.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer in je schrift een zin met de volgende werkwoorden
  1. haastten
  2. gebeurt
  3. hijgend

Tip: Bedenk eerst wat het hele werkwoord is, ga daarna de zin bedenken.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bijvoorbeeld
  1. haastten (= meervoud pv tt van haasten )
    Wij haastten ons gisteren naar het station om de laatste trein te halen.
  2. gebeurt (= enkelvoud  pv tt van gebeuren)
    Dat gebeurt mij nou iedere maandag! 
  3. hijgend (= onvoltooid deelwoord van hijgen)
    Hijgend loopt hij de trap op.


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maakwerk voor morgen
maken oefentoets
oefenen in cambiumned.nl!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vijfde ronde boekenpitch

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bedankt voor vandaag!

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

terugblik

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(Herhaling) Hoeveel verschillende vormen kent de pv in de tegenwoordige tijd?
antwoord: drie
Welke zijn dat?
EV
MV
ik
ik-vorm
wij
hele ww
jij
ik-vorm + t
jullie 
hele ww
hij/zij/het
ik-vorm + t
zij
hele ww

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe spel je de pv in de tegenwoordige tijd?
  1. Zoek het hele werkwoord.
  2. Haal -en eraf, want dan heb je de stam. Soms kleine wijziging om daar de ik-vorm van te maken.
  3.             
EV
MV
ik
ik-vorm
wij
hele ww
jij
ik-vorm + t
jullie 
hele ww
hij/zij/het
ik-vorm + t
zij
hele ww

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je de verschillende vormen  in de tegenwoordige tijd?
EV
MV
ik,
... jij
ik-vorm
wij
hele ww
jij
ik-vorm + t
jullie 
hele ww
hij/zij/het
ik-vorm + t
zij
hele ww

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je die verschillende vormen in de tegenwoordige tijd?
  1. Gebruik het werkwoord lopen als voorbeeld.
            Ik loop (=ik-vorm)   → ik-vorm
           Jij loopt / Loop jij?   → ik-vorm +t / ik-vorm
            Hij/zij/ het loopt      → ik-vorm +t
            Wij/jullie/zij lopen  → hele werkwoord                

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voltooid deelwoord?
  • voltooid = wanneer iets is afgerond, het is gebeurd of gedaan
  • het is herkenbaar doordat het voorafgegaan is of wordt gevolgd door een hulpwerkwoord; hebben, zijn, of worden.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo schrijf je een voltooid deelwoord (vd)
  • schrijf het zoals je het hoort, zo eenvoudig mogelijk
  •  gebruik de verlengproef om te weten of de laatste letter een t of d moet zijn
  • vorm: ge + ik-vorm + t/d
  • Twijfel tussen d of t? Gebruik 't ex-kofschip 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
  • scheidbare ww krijgen bij het VD -ge ín het woord.
    Vb: Moet ww spelling volgens jou worden afgeschaft?
  • sommige samengestelde ww zijn niet scheidbaar, het vd krijgt dan ge- ervóór. 
    Vb: Op dit terrein heb ik vroeger gehandbald.
  • werkwoorden die al beginnen met ge-, be-, ver-, ont- en er- krijgen geen extra voorvoegsel.
    Vb: De koploper heeft zijn voorsprong vergroot.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

sterke en zwakke werkwoorden
wat is het verschil?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

REGELS verleden tijd

bij sterke werkwoorden


In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt


In het meervoud: schrijf op zoals het klinkt

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep

geven : wij geven - wij gaven

kruipen : zij kruipen - zij kropen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZWAKKE

werkwoorden


de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm in de verleden tijd zwakke ww
EV
mv
ik -vorm + te / de
ik -vorm + ten / den

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zien de verschillende vormen van de pv in de verleden tijd eruit?
antwoord: twee verschillende vormen (of vier, het is maar hoe je kijkt)
Welke zijn dat?
EV
MV
ik
ik-vorm + te/de
wij
ik-vorm + ten/den
jij
ik-vorm + te/de
jullie 
ik-vorm + ten/den
hij/zij/het
ik-vorm + te/de
zij
ik-vorm + ten/den

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe weet je of je een -te(n) of -de(n) moet schrijven?
gebruik: 't ex Kofschip.

ww minus -en = stam
laatste letter van de stam in 't ex kofschip? 
>> Dan schrijf je de vt met een t
laatste letter van de stam NIET in 't ex kofschip? 
>> Dan schrijf je de vt met een d

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lachen - lach              
                                 de H staat in 't ex-kofschip

lach+ te - hij lachte/ wij lachten
                            
Staat de laatste letter van de stam in
't ex-kofschip dan moet je -te of -ten gebruiken

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op !

Het is nu belangrijk om eerst naar de stam  te kijken


  1. hele werkwoord verhuizen -en  = stam verhuizen
  2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: nee
  3. dus de(n)
  4. ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

korte uitleg
Engelse werkwoorden

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
Werkwoorden die uit het Engels komen, vervoeg je op dezelfde manier als Nederlandse (zwakke) werkwoorden;

joggen - ik jog - hij jogt - hij jogde - hij heeft gejogd
downloaden - ik download - hij downloadt - hij downloadde - hij heeft gedownload
gamen - ik game - hij gamet - hij gamede - hij heeft gegamed

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
  • sommige ww behouden -e in de stam, vanwege uitspraak. Vb: gamen> ik game deleten>ik delete
  • ww met lange -o verliezen -e in de stam, krijgen een -o erbij.
    Vb: bingoën>hij bingoot, scoren>ik scoor)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling Engelse werkwoorden
De uitspraak bepaalt of je aan het eind van de ik-vorm één of twee medeklinkers schrijft. Vernederlandst? Dan enkel.
paintballen- ik paintball- hij paintballt- hij paintballde- hij heeft gepaintballd

grillen- ik gril- hij grilt- hij grilde- hij heeft gegrild
stressen - ik stres - hij strest - hij streste - hij is gestrest

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de verleden tijd luister je naar de laatste klank.
Hoor je een s-klank, dan schrijf je in de verleden tijd een -t.

racen - ik race - hij racet - hij racete - hij heeft geracet
smashen - ik smash - hij smasht - hij smashte - hij heeft gesmasht

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
  • soms zijn er twee vormen van de verleden tijd mogelijk, omdat er twee uitspraakmogelijkheden zijn van de infinitief (vb: leasen>ik leasede/leasete, golfen>ik golfde/golfte

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maakwerk
je kijkt voor vrijdag een tweede filmpje over ww als bijvoeglijk naamwoord.
Je noteert in je schrift:
Wat is een bn?
Welke 5 schrijfregels zijn er?

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Video

Deze slide heeft geen instructies

maakwerk I
je kijkt voor of op vrijdag een filmpje over ww als bijwoord.
Je noteert in je schrift:
Wat is een bijwoord?
wat is de schrijfregel?
Welke 6 spellingsregels zijn er voor gebruik van een ww ?

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Video

Deze slide heeft geen instructies

maakwerk II
je kijkt voor of op vrijdag een filmpje over enkelvoudige zinnen en samengestelde zinnen.
Je noteert in je schrift:
Wat is het verschil tussen een enkelvoudige zin en een samengestelde zin?

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Video

Deze slide heeft geen instructies