Grandes Lignes - Vwo2 - Chapitre 7 - Herhaling hoofdstuk

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de tu-vorm van het werkwoord vouloir?
A
Tu voule
B
Tu voules
C
Tu veut
D
Tu veux

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de ils-vorm van het werkwoord aller?
A
Ils ont
B
Ils sont
C
Ils vont
D
Ils font

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de vous-vorm van het werkwoord faire?
A
Vous fairez
B
Vous faitez
C
Vous faisez
D
Vous faites

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de on-vorm van het werkwoord prendre?
A
On prende
B
On prendes
C
On prend
D
On prends

Slide 5 - Quizvraag

Vervoeg:
Zij (mnl) gaan meenemen

Slide 6 - Open vraag

Vervoeg:
Wij huilen

Slide 7 - Open vraag

Vervoeg:
Jij bent begonnen (commencer)

Slide 8 - Open vraag

Vervoeg:
Ik begrijp

Slide 9 - Open vraag

Vervoeg:
Wij gaan zingen

Slide 10 - Open vraag

Vervoeg:
Jullie hebben gewild

Slide 11 - Open vraag

Vervoeg:
Wij organiseren

Slide 12 - Open vraag

Welk delend lidwoord moet op de puntjes?

''Je vais prendre un peu ........ yaourt.''
A
du
B
des
C
de
D
d'

Slide 13 - Quizvraag

Welk delend lidwoord moet op de puntjes?

''Pff, quelle horreur! Je n'aime pas ....... poisson!''
A
de
B
du
C
d'
D
le

Slide 14 - Quizvraag

Welk delend lidwoord moet op de puntjes?

''Est-ce que tu as pris ....... chips au supermarché?''
A
des
B
du
C
les
D
de

Slide 15 - Quizvraag

Welk delend lidwoord moet op de puntjes?

''Nous allons manger beaucoup ..... frites!''
A
des
B
les
C
de la
D
de

Slide 16 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin:
''Manon, tu as dansé pendant les vacances?''
A
Présent
B
Futur proche
C
Passé composé

Slide 17 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin:
''Ce soir, je vais arriver vers 7 heures.''
A
Présent
B
Futur proche
C
Passé composé

Slide 18 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin:
''Mes parents n'écoutent pas quand je leur téléphone.''
A
Présent
B
Futur proche
C
Passé composé

Slide 19 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin:
''Maman est tombée de l'escalier.''
A
Présent
B
Futur proche
C
Passé composé

Slide 20 - Quizvraag

Vervoeg:
Hij heeft gekund (passé composé)
A
Il a vu
B
Il a pu
C
Il est vu
D
Il est pu

Slide 21 - Quizvraag

Vervoeg:
Wij zijn aangekomen (passé composé)
A
Nous avons arrivé
B
Nous sommes arrivé
C
Nous avons arrivés
D
Nous sommes arrivé(e)s

Slide 22 - Quizvraag

Vervoeg:
Jij valt (présent)
A
Tu tombe
B
Tu tombes
C
Tu tomber
D
Tu es tombé(e)

Slide 23 - Quizvraag

Vervoeg:
Ik heb gebeld (passé composé)
A
J'ai appelé(e)
B
J'ai appelé
C
Je suis appelé(e)
D
Je suis appelé

Slide 24 - Quizvraag

Vervoeg:
Jullie gaan vergeten (futur proche)
A
On va utiliser
B
On va oublier
C
Vous allez utiliser
D
Vous allez oublier

Slide 25 - Quizvraag

Vervoeg:
Ik bereid voor

Slide 26 - Open vraag

Vervoeg:
Jullie hebben gevraagd

Slide 27 - Open vraag

Vervoeg:
Zij (vrl) zijn aangekomen

Slide 28 - Open vraag

Vervoeg:
U bent gegaan

Slide 29 - Open vraag

Vervoeg:
Zij (mnl) hebben gepakt

Slide 30 - Open vraag

Vervoeg:
Ik eet

Slide 31 - Open vraag

Vervoeg:
Jij gaat bewaren

Slide 32 - Open vraag

Vervoeg:
Wij zijn gevallen

Slide 33 - Open vraag

Welk delend lidwoord moet op de puntjes?

''Le baby-sitting, pff! Je ne gagne pas assez ..... argent.''

Slide 34 - Open vraag

Welk delend lidwoord moet op de puntjes?

''Tu préfères ...... pommes de terre ou le riz?''

Slide 35 - Open vraag

Welk delend lidwoord moet op de puntjes?

''Mon frère boit au moins un litre ...... coca par jour!''

Slide 36 - Open vraag

Welk delend lidwoord moet op de puntjes?

''Les oeufs, je déteste! Je prends souvent .... poisson.''

Slide 37 - Open vraag

Welk delend lidwoord moet op de puntjes?

''Maman n'aime pas .... haricots verts.''

Slide 38 - Open vraag

Merci 

Slide 39 - Tekstslide