Dag 5

Thema 4 - eten - dag 5

kiezen

• uit verschillende mensen mogelijkheden kiezen wie of wat het beste is. 
• werkwoord  kies/kiest/kiezen
• zin: Ik kan geen beroep kiezen. 
• zin: Je mag er drie kiezen. 

29

kopen

• iets krijgen door er geld voor te geven 
• werkwoord  koop/koopt/kopen
• zin: Ik koop nieuwe schoenen. 
• zin: Ze koopt elke maand een boek. 

30

lang

• lengte (mm ,  cm , m )
• lang < > kort
• tijd (snel < > langzaam)
• zin: De man is lang, wel 2 meter!
• zin: Ik wacht al heel erg lang. 

31

lekker

• is goed
• smaakt goed
• is mooi 
• zin: Ik vind pasta lekker.
• zin: Het is lekker weer.
• zin: Welterusten! Lekker slapen.

32

de lepel

• eet je soep mee 
• ligt naast je bord
• hoort bij vork en mes
• de lepel - de lepels
• zin: Soep eet je met een lepel.

33

de maaltijd

• eet je drie keer per dag 
• ontbijt - ochtend
• lunch - middag
• warm eten - avond
• de maaltijd - de maaltijden
• zin: Ik eet de maaltijd in de keuken.

34

de man

• volwassen jongen
• geen vrouw
• de man - de mannen
• zin: De man gaat naar de winkel.
• zin: De man woont in Den Helder.

35

Maak een zin met het werkwoord

kiezen

29

Wat koop je in de supermarkt?

Het woord 'lang' heeft te maken met:

31

1. 1. gewicht 2 . kilo
2. 1. tijd 2. lengte
3. 1. uur 2. kg
4. 1. inhoud 2. m - cm

De man die ............. is doet er niet ......... over om naar zijn huis te gaan, hij is snel thuis.

31

Welk woord past het beste past bij het filmpje?
kies uit: kort - lang - lekker - vies

(Kies 1 woord)

32

Soep eet je met de .............

33

1. vork
2. mes
3. lepel
4. bestek

Ik eet de soep met een ............., het vlees snijd ik met een .......... en de aardappel prik ik met een ..................

Welke woorden vul je in?

33+38+56

De maaltijd eten met mes, vork en lepel is netjes.

(er zijn meer goede antwoorden)

33+38+56

33+38+56

1. lepel - vork - mes
2. vork - lepel - mes
3. vork - mes - lepel
4. mes - lepel - vork

Welke maaltijden eet jij op één dag?

34

Waar zie je een man?

35

1. 
2. 
3. 
4.