Recap unit 1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 1

Today's Lesson

• Lesson goals 
• Read your book (10 minutes) 
• Instruction  - present simple 
• Homework 


• End of lesson check 

Unit 1 - California

Lesson goals 

At the end of this lesson...  

• ... I can use the present simple correctly, e.g.:
   ... I walk to school every day.                                                  ...He walks to work every day.                                                    ... We walk to school every day.    

Wat is de present simple denk jij?

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd

Present Simple, welke zin denk jij staat in de tijd van nu ?

1. Lucy lives in London.
2. Lucy lived in London.
3. Lucy is Living in London.
4. Lucy has lived in London.

Present Simple = Tegenwoordige Tijd

we praten

jullie schrijven

zij studeren

we talk

you write

they study

Present Simple = Tegenwoordige Tijd

ik fiets

jij loopt

hij eet

zij bevriest

het draagt

I cycle

you walk

he eatS

she freezES

it carrIES

SHIT

She

He

IT

bij He/She/IT 

werkwoord

werkwoord eindigend op S-klank

werkwoord eindigend op medeklinker Y

-S

-ES

-IES

-y -S of -IES?

Als een werkwoord eindigt op medeklinker -y

carry

study

hurry

cry

carrIES

studIES

hurrIES

crIES

Als een werkwoord eindigt op een klinker -y

play

buy

playS

buyS

Present Simple
Wanneer gebruik je de Present Simple?

1. Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
3. Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
4. Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Present simple
He ..... (to call)

1. call
2. calls

Present simple
It ....... (to start) in 10 minutes.

1. start
2. starts

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.

1. talk
2. talks

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.

1. wear
2. wears

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.

1. visit
2. visits

Bij :

he/she/it

komt er achter het werkwoord

- s

- es

- ies

Bij :

1 mens/ dier of ding komt er 

achter het werkwoord

- s

- es

- ies

Eat

1. s
2. es
3. ies

Drink

1. s
2. es
3. ies

jump

1. s
2. es
3. ies

Fly

1. s
2. es
3. ies

search

1. s
2. es
3. ies

run

1. s
2. es
3. ies

cry

1. s
2. es
3. ies

dance

1. s
2. es
3. ies

(to teach) present simple
She ..... English.

(to cry) present simple
The baby ..... .

(to dance) present simple
I ..... at the party.

(to watch) present simple
We ..... a nice film.

wat heb jij geleerd vandaag?

wat vind jij eventueel nog moeilijk?
laat dat hier weten

Lesdoel:
Ik kan de present simple herkennen
Ik kan de present simple toepassen in een opdracht

Ik snap het helemaal, kom maar op met de opdrachten

Ik snap het een beetje, maar wel even op weghelpen met de opdrachten

Ik snap er helemaal niets van , HELP

Homework - page 31 - 35

• Writing - exercise 1 up to 8
    
• Done?
  Start learning for the UNIT 1 TEST