In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
H3 Klimaat (herhaling)
Slide 1 - Tekstslide
Opdrachten nakijken
Paragraaf 3.6
Opdracht 2, 3, 4 en 6 nakijken
Slide 2 - Tekstslide
Waar of niet waar? Hoe hoger de breedtegraad op aarde, hoe kouder het klimaat.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Sleep de woorden naar de juiste plek op het plaatje.
Evenaar
Kreeftskeerkring
Steenbokskeerkring
Slide 4 - Sleepvraag
hoe ........... de zonnestand, hoe.......... de temperatuur! wat moet op de puntjes?
A
hoger, hoger
B
hoger, kouder
C
kouder, hoger
D
kouder, kouder
Slide 5 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. Welke uitspraak is juist?
A
In het oosten is het 's winters kouder omdat de wind meestal uit het oosten komt.
B
In het oosten is het 's winters kouder omdat het verder van de zee ligt.
C
In het oosten is het 's winters kouder omdat het een hogere hoogteligging heeft.
D
In het oosten is het 's winters kouder omdat het een hogere breedteligging heeft.
Slide 6 - Quizvraag
Hoe hoger je komt, hoe kouder. Hoeveel graden wordt het kouder per 1000 meter?
A
4 graden kouder
B
6 graden kouder
C
8 graden kouder
D
10 graden kouder
Slide 7 - Quizvraag
Grote temperatuurverschillen op aarde worden veroorzaakt door verschillen in breedteligging
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Aflandige wind
Aanlandige wind
Slide 9 - Sleepvraag
(I) Bekijk de afbeelding. Leg uit welke invloed een lage zonnestand heeft op de temperatuur. Gebruik in je antwoord: “kleine invalshoek” en “hoge breedte”.
Slide 10 - Open vraag
Een boer in Frankrijk brengt zijn koeien naar een weiland dat 1500 meter hoger ligt dan zijn boerderij. Hoeveel kouder is het daarboven?
A
0 °C (even warm)
B
6 °C
C
9 °C
D
12 °C
Slide 11 - Quizvraag
Golfstroom
Zeestroom
Aanlandige wind
De wind komt lange tijd uit één richting, zo ontstaat een...
Langs Europa stroomt de...
Wind vanaf de zee.
Slide 12 - Sleepvraag
Bekijk het plaatje links. Poolklimaten zie je vooral op hoge breedte. Maar op sommige stukken op de kaart komt het poolklimaat ook voor op lage en gemiddelde breedte. Leg uit hoe dat kan.
Slide 13 - Open vraag
GOED
FOUT
Gebieden op lage breedte zijn gemiddeld warmer, doordat de zonnestralen schuiner invallen dan op hoge breedte
Europa ligt voor het grootste deel in de tropische zone
Land warmt sneller op en koelt sneller af dan zee
Zeestromen brengen relatief warm water naar koude gebieden en andersom
Oostenwind is in Nederland hetzelfde als zeewind en aanlandige wind
Slide 14 - Sleepvraag
Loefzijde
Lijzijde
Regenschaduw
Slide 15 - Sleepvraag
Nederland
Oost-Europa
-In de winter ligt de temperatuur hier vaak onder het vriespunt
- Door het zeewater zijn de temperaturen hier minder extreem
De zee heeft hier nauwelijks invloed op de temperatuur
In de winter zorgt de aanlandige wind hier voor zachter weer
Slide 16 - Sleepvraag
Aflandige wind
Aanlandige wind
Wind vanaf zee richting land
Wind vanaf land richting zee
In de zomer minder warm
In de winter heel koud
In de winter minder koud
Slide 17 - Sleepvraag
Kijk naar de afbeelding. Waar op de wereld is het warmer, op hoge breedte of op lage breedte? Leg je antwoord uit.
Slide 18 - Open vraag
Grondwater
Neerslag bereikt geen land
Rivieren
verdamping
Korte waterkringloop
Lange waterkringloop
Slide 19 - Sleepvraag
Savanne klimaat
Toendra klimaat
Tropisch regenwoud- klimaat
Land-
klimaat
Woestijn- klimaat
Steppe- klimaat
Pool-klimaat
Slide 20 - Sleepvraag
Savanne klimaat
Steppe klimaat
Tropischregenwoud klimaat
Woestijn klimaat
Slide 21 - Sleepvraag
Op de tekening zie je de waterkringloop. Bij de pijlen staan letters. Zet de letters voor de goede zin.
Water verdampt uit de zee
Water verdampt uit meren.
Waterdamp condenseert en er ontstaan wolken.
Uit wolken valt neerslag
Het water stroomt via rivieren terug naar de zee.
Het water stroomt via de grond terug naar zee.
a
b
c
d
e
f
Slide 22 - Sleepvraag
tropisch regenwoud klimaat
gematigd zeeklimaat
pool klimaat
woestijn klimaat
Slide 23 - Sleepvraag
Klimaatverandering. Wat betekent het?
A
De aarde wordt kouder door Co2
B
De temperatuur op aarde stijgt. Door onder andere meer C02
C
Temperatuur op aarde blijft gelijk door methaan
D
Meer regen op heel de aarde
Slide 24 - Quizvraag
Vul de windrichtingen in
noorden
westen
oosten
zuiden
Slide 25 - Sleepvraag
Tropisch klimaat
Woestijn klimaat
Land-klimaat
Pool-klimaat
Slide 26 - Sleepvraag
Weer
Klimaat
Een regenbui in de zomer
In Nederland hebben we zachte winters
In het tropisch regenwoud regent het heel erg vaak
Vandaag is het erg warm
In Zwitserland kun je elke winter skiën
Slide 27 - Sleepvraag
Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
De laag broeikasgassen wordt dikker, waardoor het warmer wordt.
B
Het gat in de ozonlaag wordt groter
C
Het wordt kouder op aarde
Slide 28 - Quizvraag
Het klimaat van Nederland
milde winters
milde zomers
hele jaar neerslag mogelijk
koude winters
alleen in de herfst veel neerslag
weinig neerslag
Hete zomers
Slide 29 - Sleepvraag
Wat is smog?
A
Hetzelfde als mist
B
Barbecue lucht
C
Rooklucht
D
Vervuilde lucht dat blijft hangen
Slide 30 - Quizvraag
Hoe ontstaat smog?
A
Bij veel wind, smerige lucht en zonnig weer.
B
Bij weinig wind, smerige lucht en regenachtig weer.
C
Bij veel wind, schone lucht en regenachtig weer.
D
Bij weinig wind, smerige lucht en zonnig weer.
Slide 31 - Quizvraag
Broeikaseffect
Verzwakt broeikaseffect
Versterkt broeikaseffect
Slide 32 - Sleepvraag
Over het weer en het klimaat in Nederland worden drie uitspraken gedaan.
Uitspraak 1: de ligging aan zee zorgt voor extreme temperatuurverschillen tussen zomer en winter in Nederland.
Uitspraak 2: in Nederland ontstaat vooral frontale neerslag.
Uitspraak 3: door de Golfstroom is de Noordzee in de winter warmer dan je verwacht